332
sche leger, gekommandeerd door een met de Militaire Willemsorde
versierden sergeant van dit leger.
Toen do deputatie ten een ure 's middags op het buitenplein
verscheen, stond het kadettenkorps aldaar onder de wapenen, front
makende naar het geschenk, aan welks zijden zich eenige oud-gou
verneurs en oud-kommandanten, benevens alle officieren en leera
ren en ambtenaren der Akademie, en eindelijk vele officieren van
het garnizoen hadden geplaatst. Ook de kleine staf en het mindere
personeel der Akademie waren tegenwoordig.
De Generaal Verspijch opende de plechtigheid met eene rede
voering, waarin hij het doel van de komst der Indische deputatie
verklaarde, de sympathie betuigde van de Indische oud-leerlingen
van leger en vloot, waterstaat en scheepsbouw voor de Koninklijke
inrichting, waar zij voor den werkkring hunner keuze werden opge
leid, en onthulde vervolgens het geschenk als een stoffelijk blijk
van aller deelneming in het halve eeuwfeest der Akademie, om ein
delijk den Gouverneur het geschenk aan te bieden met het verzoek,
dit eene plaats te verleenen op de amusementzaal, tot bewijs voor
iederen kadet, die het daar zal aanschouwen, van den onverbréek-
baren band, die ten allen tijde tusschen den oud-kadet en adelborst
in Indië en het moederland en de Akademie bestaat. Een donde
rend, herhaald, hoerah! van alle aanwezigen volgde op 's Generaals
slotwoorden: „Leve de Koning! Bloeie de Koninklijke Militaire
Akademie"
De Gouverneur dankte hierop den spreker in wel gekozen woor
den voor het schoone en kostbare geschenk, dat echter vooral dooi
de daaraan verbonden gedachte„Hulde uit het verre Oosten" voor
de Akademie en voor iederen kadet van zulk eene hooge waarde
is. Onder het aflossen der wacht van oud -Indische krijgers door
eene wacht van kadetten, verklaarde de Gouverneur het geschenk,
namens de Militaire Akademie te aanvaarden, tot de deputatie het
verzoek richtende, aan de Indische oud-leerlingen, waaronder er zoo
velen waren, op wie de Akademie, met trots en fierheid, het Vader
land met dankbaarheid kan wijzen, den dank der Akademie en hare
hooge ingenomenheid met het huldeblijk te betuigen.
Daarna inspecteerde de deputatie het kadettenkorps en speelde zijn