- 339
aangezien het niet de bedoeling kan zijn van hen, die dat onderwijs
geven; te eischen, dat zij eene acte bezitten volgens de weten dat
dit onderwijs niet gedeeltelijk, maar geheel buiten de toepassing der
tegenwoordige wet moet blijven, omdat het van geheel exceplioneelen
aard is en onder militair toezicht staat, aan militaire regelen is
onderworpen en uitsluitend gegeven wordt aan hen, die den leeftijd,
waarin lager onderwijs wordt gegeven, te boven zijn. Daarom werd
een nieuw art. voorgesteld en door de Kamer aangenomen. Dat
artikel luidde: (Art. 15) „Deze wet is niet toepasselijk:
a. enz.
h. op militaire onderwijzers en het onderwijs, door hen te geven
aan militairen".
Een der leden Sloet tot Oldhuishad daaraan willen toegevoegd
zien de woorden: „Dit onderwijs is echter toegankelijk voor den
inspecteur en den districtsopziener", omdat het hem bedenkelijk
voorkwam, het militair onderwijs ten eenenmale aan de wet te zien
onttrekken. De Minister van Oorlog Van Eappard) antwoordde hierop
„Ik vereenig mij volkomen met lietgeen gezegd is door den vorigen
spreker omtrent het belang van het onderwijs voor den militair. Ik
geloof, dat de Regering dit onderwijs niet genoeg kan aanmoedigen en
bevorderen. Ik acht het echter juist daarom verkieslijk, de bepalingen
van deze wet niet toepasselijk te verklaren op het militair onderwijs.
Men kent de eigenaardigheden van den militairen stand en men weet,
dat, indien de burgerlijke overheid te veel daarmede in aanraking wordt
gebracht, dat onderwijs gevaar zou loopen, eerder te worden belemmerd
dan aangemoedigd. Ik meen dat daarin eene reden ligt om het militair
onderwijs van de bepalingen dezer wet uit te zonderen. Bij de over
eenstemming nogthans, die er bestaat in het staatsbestuurtwijfel ik niet,
of het zal mogelijk wezen, tusschen het Departement van Binnenlandsche
zaken en dat van Oorlog zoodanige zamenwerking te bevorderenten
opzigte van het militair onderwijs, als in het belang van dat onderwijs
zal noodig gevorderd worden."
Ook wij kunnen ons geenszins vereenigen met hetgeen het ka
merlid Sloet tot Oldhuis voorstond. Het lager onderwijs, aan vol
wassenen bij de korpsen te gevenis geheel anders clan aan kinderen
de namen van sommige leervakken komen overeen met die van de
jagere scholen, maar wat daarvan wordt behandeld en de wijze,