343 was, evenmin als met het inwendige van elke andere dienstverrich ting in het leger; terwijl het tegendeel eene overdreven zucht tot inmenging van de wetgevende macht zou wezen. Na discussiën over en weer, ook met de Regeering', werd het amen dement van den Heer Van Eek verworpen met 48 tegen 11 stemmen. Uit de memorie van toelichting en de beantwoording, alsmede uit de debatten over dit onderwerp mag veilig de gevolgtrekking gemaakt worden, dat de Volksvertegenwoordiging in 1863 zelfs eene nadere wettelijke regeling vau het militair onderwijs afkeurde. Welke voordeelen zou eene regeling bij de wet van de beginselen van het militair onderwijs wel kunnen opleveren? Niet altijd de meerdere stabiliteit der uitgevaardigde wetten; want de wet op de K. M. Aca demie bijv. is zoo dikwijls gewijzigd, dat men eindelijk begon te verlangen, zoowel in het belang der ouders als in dat van het leger, om gedurende eenige jaren ten minste verschoond te blijven van misrekeningen en teleurstellingen, welke grooter en menigvuldiger worden, wanneer zij het gevolg zijn van veranderde wettelijke bepalingen. Eene wet kan goed wezen, maar is het niet altijd; en moge dit al voor het oogenblik het geval zijn, met de toekomst kan zij zelden te rade gaan, vooral niet, waar het geldt zaken, welke aan voort durende wijziging onderhevig zijn. Greene wetenschap ondervindt zulke groote, plotselinge en ingrijpende veranderingen dan hetgeen door de militairen moet worden geleerd en beoefend om in oorlo gen te worden toegepast, omdat die oorlogstoestanden gelukkig niet blijvend zijn, maar slechts nu en dan enkele volken, welke inmiddels op verschil lend gebied zijn vooruitgegaan, in beweging brengen. Na een oorlog ziet men dikwerf, dat, wat eenige maanden te voren voor goed gold of werd afgekeurd, nu noodzakelijk moet vervangen of aangenomen worden, waardoor dan vele zaken in schijnbaar onveranderlijke leer vakken geheel anders worden beschouwd, en somtijds de aandacht wordt geschonken aan hetgeen kort te voren slechts ter loops aan gestipt of als nietig ter zijde gesteld werd. Moet Nederland bij zijn verdedigingstelsel geene rekenschap houden met hetgeen de omlig gende natiën bij hunne legers gelieven in te voeren Maar zelfs wan neer men de stabiliteit eener wet erkent, is het dan zulk een voordeel om de groote verantwoordelijkheid van de Ministers van Oorlog,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 351