- 345
"Wil men goede militaire instructeurs, geeft hun dan een groot
gedeelte van hetgeen anders aan burgerleeraren zou moeten betaald
worden, of beloont hen op eene andere wijze, ten einde hen lang
aan het onderwijs verbonden te houden. Eene strenge afscheiding
van het onderwijsgevend en politiehoudend personeel op de militaire
inrichtingen om de meer vrije studie te bevorderen en mogelijk te
maken, kan, zelfs met opoffering van de belangen van het militair
onderwijzend personeel, niet dezelfde goede resultaten opleveren
als op de Hoogere burgerscholen, omdat met het inprenten van de
eischen der krijgstucht, al moge de wetenschap daaraan niet onder
geschikt zijn, en met de volgende gelijksoortige loopbaan, welke
slechts bij groote uitzondering een sneller gaan mogelijk maakt, re
kening dient gehouden te worden. Alles in aanmerking genomen,
kan het vaststellen bij de wet van de beginselen van het militair
onderwijs vele nadeelen, doch weinige voordeelen opleveren.
Dat wij ons tot dusver alleen ophielden bij het onderwijs in Nederland
geschiedde om op het terrein van J. D. S. te blijven. Hij toch
verlangt alle eenigszins wetenschappelijke opleiding in Nederland en
wil voor meerdere vastheid regeling bij de wet. Yoor Indië schijnt
ook niets afzonderlijks bepaald te moeten worden, want het Kolo
niale leger moet een onderdeel worden van de Nederlandsche staande
armee, en voor het Indische en Inlandsche element in het leger, d. i.
het gedeelte, zal het Ministerie van Koloniën wel verder zorgen, zoo
eenig onderwijs en kaderopleiding daarvoor dienstig wordt geacht, terwijl,
zoo noodig, eene algemeene verordening het onderwijs aan de militaire
inrichtingen, Pupillenkorps en Militaire school, zal kunnen regelen.
Yolgens art. 125 van het R. R. wordt de inrichting van het open
baar onderwijs in Indië met eerbiediging van ieders godsdienstige
begrippen bij algemeene verordening geregeld. Bij verschillende be
sluiten zijn bepalingen vastgesteld omtrent het lager onderwijs voor
Europeanen en met dezen gelijkgestelden in Ned.-Indië, terwijl het
Gouvernements lager onderwijs voor Inlanders bij Kon. besluit, met
een daaruit voortgevloeid reglement, werd geregeldevenals bij afzon
derlijke besluiten de oprichting en werking der kweekscholen voor
Inlandsche onderwijzers en het programma van het eindexamen aan
die scholen werd voorgeschreven.