357
dat men, over de Militaire Akademie sprekende, altijd liet Nederlandsche
leger op den voorgrond en liet Indische op den achtergrond plaatst. Do
Akademie, zegt men, is eigenlijk alléén voor liet Nedèrlandsclie leger;
wil Indië ook iets, welnu, laat het eene afzonderlijke Akademie oprichten.
Indien dat de geest der "Volksvertegenwoordiging is, dat het voor In-
die wel wat minder kan, en dat voor Nederland meer vereischt wordt dan
in Indiëdan zou ik den wenk van het voorloopig verslag willen volgen,
om inderdaad voor de Koloniën eene afzonderlijke inrichting in het leven
te roepen. Want ik kan mij niet vereenigen met de bewering, dat Indië
zou moeten achterstaan, wat de ontwikkeling der officieren betreft, bij
Nederland.'1''
Wanneer een staatsdienaareen Ministerin het openbaar zoo iets
moet zeggen, wordt dan niet bevestigdwat zoo dikwerf is opgemerkt,
en nu weêr uit de brochure van J. D. S., dat de rechten van het
Indische leger worden verhort ten bate van het Nederlandscheen dat de
zoo zichtbare ontwikkeling van het Indische leger wordt tegengehouden,
om dit geheel afhankelijk te maken, niet van Nederlandmaar van do
hulpbronnen van het Nederlandsche legerteneinde die te openen en te
stoppennaar gelang zulks uit eigenbelang noodig wordt geoordeeld
Men klaagt in en buiten het leger, dat het wetenschappelijk ge
halte vau het Indische leger vermindert, maar aangenomen, dat het
waar isis dit dan de schuld van het legerof wel moet het Op
perbestuur niet voor de noodige instellingen zorgen ten behoeve van de
verlangde opleiding van officieren in dit leger De groote voordeelen,
verbonden aan het bezit van wetenschappelijke en beschaafde dienaren,
hebben het Ministerie er toe gebracht, toestemming te verleenen om
eene opleidingschool voor ambtenaren bij do burgerlijke dienst in
Indië op te richtennevens de daarvoor reeds bestaande instellingen
iu Nederland. En nu wordt voor het leger zelfs ingetrokken wat
in dien geest in Indië reeds lang bestaat!
De zoo goed werkende cursussen tot opleiding van onderofficieren
voor de Militaire school, welke reeds sedert jaren bestaat, en waarvan
gemiddeld een 30 tal onderofficieren jaarlijks na een goed eindexamen,
dat sedert zes jaren moeilijker is dan dat in Nederland van de bij
de regimenten tot officier bevorderde onderofficieren, als officieren aan
het leger worden geschonken, moeten, naar men verzekert, in hun
nuttigen werkkring worden gestuit en misvormd tot het opleiden