- 395 en do ooren werden goed gebruiktmaar we hoorden niets en we zagen niets dan enkele vijanden op grooten afstand. Er viel dus niets te mitrailleer en. Wij wachtten in die positie tot 12 uur, tot 1 uur; het werd zelfs 2 uur; maar nog nergens in den omtrek was iets te ontdekken. Toen besloot de kolonnekommandant om eene kompagnie De Lannoij) uit te zendenover de sawalilangs den zuidelijken rand van Lam- krak om het terrein te verkennen. Volgens het gemaakte operatie plan zou de kolonne Godin in dien rand blijven positie houden, en langs die zijde aanraking gezocht worden. De Lannoij ging om 3 uur uit over de sawah in westelijke richting (de heuvelbentings van Biloel-Zuid zagen we, zelts met het bloote oog); maar hij kwam om half 5 terug met het rapport, niets van onze troepen te hebben kunnen hooren of zien, en dat zijne signalen onbeantwoord waren gebleventerwijl hij den terugtocht had moeten aannemen wegens het groot aantal versterkingenwaaruit hij van 3 zijden was beschoten. Er werden toen allerhande gissingen gemaakt, maar niemand dacht er aante vermoeden, dat de andere kolonnes daar warenwaar wij haar hadden achtergelaten. De toestand was echter te onzeker en vooral onze positie (de sulthansweg) te mooi om die zoo maar weder te verlaten. De kolonnekommandant besloot daaromin die posite te over nachten en te zien wat er den volgenden morgen gebeuren zoude. Dan zou althans nogmaals getracht worden, aanraking te verkrijgen hij kon niet aannemen, dat van andere zijde zelfs geenq poging daar toe zou worden aangewend. Des nachts vielen nog een paar schoten, maar weer in de verte. Ook onze Artillerie vuurde nog een paar malen, maar weer om aan de andere kolonnes te laten hooren, waar wij waren. Nu besprak de Luitenant-Kolonel Demmeni des avonds, o. a. met den Kapitein De Wijs en mij, de wijze, waarop hij bericht zou overkrijgen en waarheen hij dat 'zou zenden. Het denkbeeld om eene kompagnie te zenden, vond minder bijval, omdat vooral des nachts eene massa van 125 menschen zich moei lijk beweegt, vooral langs den weg, dien wij's morgens waren voorbij gegaan. Minder dan ééne kompagnie was ook niet geradenomdat men

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 403