403
Deze eigenschappen kunnen of mogen geen zijner officieren onbekend
zijn. Toch ziet men dikwijls niet of onoordeelkundig van deze we
tenschap partij trekken. Uit is meestal het gevolg der weinige kennis
van de Inlandsche talen.
Het is-treurig genoeg bijna spreekwoordelijk geworden, dat eene
legerorder niet langer dan 24 uur wordt opgevolgd. Yan daar, dat wer
kelijk nuttige en doeltreffende bepalingen, in Algemeene Orders vervat,
spoedig in vergetelheid geraken en eerst dan weder worden opgeslagen,
wanneer re2)ressief moet worden gehandeld.
Onder meer voorschriften en aanbevelingen, komt o. a. de aansporing
om zich toe te leggen op de Inlandsche talen (A. O. van 1871, H° 51)
al meer en meer in het vergeetboek. "Wij spreken niet eens over het
schrijven der Inlandsche talen, maar zelfs het verstaan en spreken daar
van is bij onze troepenofficieren soms zeer gebrekkig. Gelukkig, dat
zij, naar wij vertrouwen, tot de uitzonderingen zullen bekooren; maar
wij kennen officierendie er op boogden reeds zes en meer jaren in
Indië te zijn, zonder iets meer dan een zeer gebrekkig (soms allererbar-
melijkst) brabbel- of kazerne-maleisch te kennen. Toch is de kennis dier
taalin de eerste plaats der laag Maleischezooals die door iederen In
lander aangeleerd en gesproken wordt, onmisbaar voor den officier. Onmis
baar om hem te kunnen verstaan en zich te doen verstaan. Hoe voor
treffelijk het spreken en verstaan der Maleische taal, maar vooral van het
Javaansch en Madoereesch op den soldaat werkt, hebben wij meermalen
gelegenheid gehad, op te merken. Onder meer wijzen wij op het ons
bekende voorbeeld, dat er in ons Leger zich een pur sang Hollander,
hoofdofficier, bevindt, die op inspectiën, bij het dagelijksch rapport, in een
krijgsraad, enz., zijne Inlandsche soldaten steeds in het Maleisch of Ja
vaansch te woord staat. Zoodoende moet hij hen eerbied afdwingen en
veel vertrouwen inboezemen Ja, wij zagen dan dikwijls, dat bij zijne
toespraken die Inlanders voor een oogenblik vergaten, dat zij soldaat
waren, en voor hem wilden neerhurken, zooals zij dit voor Inlandsche
hoofden doen.
Sommige officieren geven zich niet de minste moeite om de namen der
verschillende soldaten hunner kompagnie of detachementen, laat staan hun
ne verschillende karakters en in 't bijzonder die van het Inlandsche kader
te leeren kennen. In de laatste jaren mag de korte tijd, dien een officier bij
eenig korps blijft, daarvoor eenigszins als verontschuldiging gelden. In
den beginne is dat bij groote kompagniën wat moeilijklater, en bij de
tachementen, is dit slechts eene kwestie van goeden wil en belangstelling