BOEKBESCEOÜfflNG. Over de welverdiende reputatie, welke het Kon. Instituut voor de taal-, land- en volkenkunde zich sedert vele jaren verworven heeft door hot verspreiden van nuttige kennis omtrent den Nederlandsch-Indischen ar chipel, bestaat geen twijfel meer. Het instituut begrijpt zijne roeping en gaat moedig voort op den eens afgebakenden weg. Het hier aangekondigde werk, dat we aan de veel vermogende hulp van het instituut te danken hebben, is eene nieuwe en rijke bijdrage tot de kennis van het ons dierbare Indische rijk en van dat gedeelte juist, dat aan een der uitgangen van NederlandscTi-Insulinde gelegen is; een gedeelte, waarop in de toekomst machtige Europeesche mogendhe den zullen trachten, grondbezit te verkrijgen, indien Nederland geene andere houding zal aannemen dan die in de bezetting- van Serawak door Brooke [aan J. C. Baud te wijten], van Lahoean, de exploitatie üct Kokos eilanden door Boss, de kwestie Dent-Overbed op Noord-Borneo en ein delijk de betreurenswaardige vergissing in zake Ashmore shoal. Niettegenstaande de oud-Majoor der Mariniers P. A. Leupe ons een werk heeft geleverd over „De reizen der Nederlanders naar Nieuw-Gui- nea en de Papoesche eilanden, in de 17° en 18° eeuw"; Von Rosenberg zijne „Reistochten naar de Gcclvinkbaai op Nieuw-Guinea in 1869 en Reizen naar Nederlandsch Nieuw Guinea, ondernomen op last der Regeering1 van Ne- derlandsch-Indië in de jaren 1871 1872, 1875 1876 door de Heeren P. Van der Crab en J. E. TeijsmannJ. G. Coórengel en A. J. Langeveldt van Hemert en P. Siuaan met geschied- en aardrijkskundige toelichtin gen door P. J. B. C. Robidé van der Aa. [Uitgegeven door het Kon. Instituut voor de taal-, land- en volkenkunde van Neder- landsch-Indië.] Met kaarten, 's Gravenhage. Martinus Nijhoff. 1879.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 421