419
Administratie.
1 luitenant-kwartiermeester en
1 schrijver.
Transporttrein.
5 opzigters en 695 dwangarbeiders, onder toezigt van een officier der
infanterie.
De chef der expeditionaire opnemiugsbrigade, de le luitenant der in
fanterie G. B. Hooijer, met een terreinopnemervergezelde de kolonne.
2° kolonne.
Kommandant, de luitenant-kolonel J. H. C. Godin; stafofficier de le
luitenant-adjudant P. A. van der Loeff.
Infanterie.
3 kompagniën van het 2e bataillon infanterie, sterk 13 officieren en
251 minderen.
Staf en 2 kompagniëu van het 11e bataillon infanterieonder den majoor
J. II. P. Kroesbeek, 1° luitenant-adjudant D. W. A. Graichen, sterkte 6
officieren en 280 minderen.
Artillerie.
1 sectie kanons van 8 cM. berg, onder 1 adjudant-onderofficier, dd. of
ficier, met 33 minderen en 21 paarden.
Mineurs.
Een detachement van 12 mineurs.
Geneeekundige dienst.
Eene ambulance onder den officier van gezondheid 2e klasse J. Schiileiu,
met 10 man hospitaalpersoneel en 30 tandoes.
Administratie.
2 luitenants-kwartiermeester met 1 schrijver.
Transporttrein.
354 vrije koelies en dwangarbeiders. Iedere kolonne voerde voor 5
dagen vivres mede.
De Bevelhebber, Generaal-Majoor K. van der Heijden, met den chef
van den staf, geëscorteerd door de kavallerie der reservekolonne, een
detachement van 2 officieren en 58 kavalleristen, onder den ridmeester
P. K. A. K. van Bothnia Andreae, verliet 's voormiddags ten ure
Kotta Kadja en bereikte ten 9 ure Anagaloeëng, waar vöorloopig het
hoofdkwartier werd gevestigd.
De formatie der reservekolonne, die den 24sten, terwijl door de twee
eerste kolonnes tegen Indrapoeri werd opgerukt, van Anagaloeëng naar
Tjot Basatoei oprukte, was als volgt: