429
Hetgeen ik reeds vroeger opmerkte omtrent de Artillerie, zien wij
ook hier wederDe afstand van 350 passen was te klein om
de grootst mogelijke uitwerking te verkrijgen op de mesigit. Er
sprong dan ook geen enkel projectiel in of nabij dat gebouw. Alle pro
jectielen gingen te ver. Aan wien dit moet geweten wordenkan
ik niet met juistheid opgeven. Alleen weet ik, dat de kommandant
van de Artillerie, de Kapitein F. H. Vervater over klaagde,
zoodat ik geloot, dat de opstelling der Artillerie zijne goedkeu
ring niet volkomen wegdroeg.
Opmerking verdient het, dat vermeld wordt, dat de 2° kolonne
de voorhoede formeerde. Die kolonne was nog in haar geheel
wel waren de kompagniën incompleet, maar toch had zij nog de
formatie van 5 kompagniën. Juister zou het hier geweest zijn, te
zeggen: de 2° kolonne marcheerde voordaar men toch geene voor
hoede eene sterkte geeft van 5 kompagniën, wanneer de hoofdmacht
niet meer dan die sterkte heeft en zelfs ééne kompagnie moet afge
ven voor het bezetten van de laatste etappe.
Ook zijn er wel eens stemmen opgegaan, die beweerden, dat het
minder rationeel was, dat de le kolonne als het ware door de 2°
heentrok, toen positie was genomen voor de mesigit. Zoo veel is
zeker, dat de Luitenant-Kolonel Godin dit niet kon hebben be
doeld, toen hij om versterking liet vragen;—zoo althans luidde het
rapport. Nu valt er voor de thans gevolgde wijze van handelen
ook weer veel te zeggen, als men in aanmerking neemt, dat som
mige kompagniën van de 2° kolonne een zeer zwaren marsch ach
ter den rug hadden en in positie stonden op de hoogten, terwijl
de 1° kolonne dien dag nog niets had gedaan.
Dat wij de rivier niet over konden, was natuurlijk eene groote
teleurstelling, te meer toen het zich liet aanzien, dat het water
eerder hooger dan lager werd. "Wanhopende pogingen werden aan
gewend om een vlot te maken, maar de stroom was te sterk.
De Kapitein Schoemakerdie langs het touw, dat reeds gespannen
was, wilde overgaan, werd bijna een slachtoffer van zijne poging
en zou zeker in de diepte verdwenen zijnindien eenige Boeginee-
zen hem niet hadden gered. Toen eenmaal vergunning was gege
ven aan hen, die zwemmen konden, om den anderen oever der ri-