435 Dat het bezit van goede schutters te velde, ook in Indië, van zeer hooge waarde is, behoeft niet te worden betoogd. Een goed systeem van schijfschieten blijft wenschelijk. Te velde (vooral in Atjelilieh ik vaak moeten zien, dat het daaraan hapert hij vele soldaten, die voor geoefenden moesten doorgaan. Of het schieten op verre afstanden nuttig is, moet ik betwijfelen. Noch van het, individueels, tirailleur-, noch van het snelvuur ben ill een voorstander. Daarvoor moet men in de eerste plaats uitmunten de schutters, d. z. terreinschutters, hebben; en deze zijn zeer schaarsch. En in de tweede plaats moet er een goed doel zijn; maar de Inlandsche vijand laat zich zoo weinig zien: hij is zulk een goed tirailleur! Het snelvuur is reeds in Atjeli genoeg veroordeeld. Ik kan dus daarover zwijgen. Ons vuur moet het salvovuur wezen, naar mijne meening, hetzij met grootere of kleinere afdeelingen. En geschiedt het met verschillende afdeelingen dan zal het aanbeveling verdienen om daarbij verschillende opzethoogten te nemen, ten einde het terrein onveilig te maken. Ik heb al de voordeelen en velen met mij ondervonden van het salvovuur hij het gedurende het begin der tweede Atjehsche expeditie door den Luitenant-Kolonel (lateren Generaal - Majoor) J. L. J. II. Pel gekommandeerde rechter half 14e bataljon Infanterie. De Atjehers waren er bang voor; maar niet voor het snelvuur; en individueel vuur gaat daar spoedig in over, tenzij men zeer goed geoefende soldaten heeft. M. H. Vis, Kapitein der Infanterie. Meester- CornelisDecember 1879.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 443