442 tirailleurs verspreidt en met het andere als soutien volgt. Derhalve wordt per bataljon der voorste slag-linie en door de geheele bri gade der vuurwapens in werking gebracht. Volgens die zelfde 8 der Linieschool moeten de bataljons dei- voorste slaglinie bij de verdedigende stelling gedeployeerd of wel verdubbeld, naarmate de aard yan het terrein zulks medebrengt, worden opgesteld. Die formatiën zijn echter juist in onbruik ge raakt, omdat zij zich. niet tot een doelmatig gebruik van het terrein loenen. Wij laten ze dan ook verder geheel buiten beschouwing, en stellen vast: dat de formatie in compagniescolonnes de éénige is, die in liet gevecht door de bataljons der eerste slaglinie kan worden aangenomenonverschillig of de brigade een offensief dan wel een defensief gevecht te voeren heeft. Beschouwen wij thans de formatie, die een bataljon der 1° slag linie volgens 49 en 50 der „Tirailleurschool" moet aannemen. Stellen wij daarbij de sterkte der compagnie op 120 geweren (zon der kader). Het bataljon verspreidt eene geheele compagnie of twee halve compagnieën als tirailleurs. Deze tirailleurlinie zal, volgens het reglement ontwikkeld, eene frontbreedte van 246 M. beslaan. Dit is dus het gevechtsfront van een bataljon. Heeft de brigade 3 bataljons in de voorste slagliuie met tusschenruimte van 25 pas (Linieschool, 2) opgesteld, dan bedraagt hare uitgebreidheid in front 774 M. en heeft zij 3,7 man per strekkenden meter beschik baar. Was de brigade slechts 4 bataljons sterk, waarvan naar de zelfde beginselen 2 in de voorste en 2 in de achterste slaglinie werden geplaatst, dan zou hare frontbreedte 510 1VI. bedragen, waarvoor zij 3,75 man per strekkenden meter beschikbaar had. Tegen deze gevechtsformatie hebben wij de volgende bedenkingen 1°. Door de ontwikkeling van eene geheele compagnie of twee halve compagnieën per bataljon der 1° slaglinie op een front van 246 M. worden aanvankelijk 120 geweren iu werking gebracht. Na het invallen, der soutiens zou dat aantal 240 bedragen. Ten ge volge van de reeds geleden verliezen zal spoedig eene compagnie van den hoofdtroep moeten invallen om de vurende linie op hare Zie: I. M. T. 1879, No. 9, bladz, 255.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 450