449 2Ó. Gevechtsformatie van eene zelfstandige brigade van 4 bataljons. (Fig. IV.) Twee bataljons in de le slaglinie. Elk bataljon heeft 3 compagnieën tot het verspreide gevecht ontwikkeld en 1 compagnie in reserve. Gevechtsfront 6 X 90 540 M. Een bataljon in de 20 slaglinie; verdeeld in 2 halve-Jbataljons achter de beide vleugels als speciale reserven. Een bataljon in de 30 slaglinie als algemeene reserve. Er strijden dus 8 compagnieën der sterkte) in 't front. Voor het gevechtsfront zijn 1920 man of 3= man per strekkenden meter beschikbaar. Alhoewel Yon Scherjf zegt, dat eene splitsing in halve bataljons voor de 2e slaglinie niet altijd te vermijden zal zijn, achten wij zelf dit toch juist een zwak punt in onze normale stelling. Echter kwam ons van alle vormen, die men voor 4 bataljons kan uitdenken, do door ons gekozen als de beste voor om tot normale te dienen. De bataljonscommandant, die met zijn bataljon in de le of gevechtslinie moet optreden, weet dat hij onveranderlijk 3 compagnieën in gevecht te brengen heeft, onverschillig of hij rechts dan wel links van het voorhoede-bataljon in gevecht komt. Bij andere combinatiën zou dit telkens veranderen. Bijv. 3 bataljons in de voorste liniën, het middelste normaal, de vleugelbataljons in de flankformatie1 bataljon als algemeene reserve. Alsnu'is het gevechtsfront 7 X 90 630 M. en de gevechtskracht slechts 3 man per meter. Ofwel: 3 bataljons in de voorste liniën, waarvan het middelste 3, de beide vleugel-bat. elk 1 compagnie in de verspreide orde ontwikkelen, waarachter elk bataljon met 1 compagnie in reserve, volgt. De beide overige com pagnieën van elk vleugelbataljon volgen als speciale reserven in de 2° slaglinie; het 4° bataljon is de algemeene reserve. Het gevechts front bedraagt dan slechts 5 X 90 450 M., de gevechtskracht 4J- man per meter. Geene dezer beide formatiën kan naar ons oordeel als normale dienen, omdat elk bataljon, naar gelang van zijne plaats in het gevechtsfront, eene verschillende formatie zou moeten aannemen. Bij de eerstgenoemde is bovendien de gevechtskracht tot beneden ons minimum gedaaldbij de tweede is het gevechtsfront te gering. Bij het bepalen van het gevechtsfront eener brigade hebben wij opzettelijk niet van intervallen gesproken. Als normaal interval 29

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 457