37 den regel de koopvaardijmarine voldoende hulpmiddelen zal opleveren om in tijd van nood voor die transportdienst gebruikt te worden, hou den wij voor zeker. Om zich echter geheel daarvan afhankelijk te stellen, zou uiterst verkeerd en gevaarlijk zijn. Vooreerst toch is het alsdan noodzakelijk, dat de Intendance uitstekend op de hoogte zij van alle hulpmiddelen der koopvaardijmarine, niet alleen in onze koloniën, maar ook van die der aangrenzende gewesten; dat zij volledig hekend zij met de statistiek en al den aankleve daarvan. Zonder ons oordeel over de Intendance te willen uitspreken, achten wij haar toch niet voor deze taak opgewassen, die in werkelijkheid zwaarder is dan men werkelijk wel zou vermoeden. De statistiek der koopvaardijmarine eischt eene studie, die zoo veel omvattend, zoo afgescheiden en op zich zelf staande is, dat men daaraan een menschenleven zou kunnen besteden, zonder in hare geheime nissen geheel te zijn doorgedrongen. En hoewel het nu zoo drin gend noodzakelijk niet zijn zal om deze kennis in al hare onderdee- len van de Intendance te vorderen, zoo achten wij toch eene opper vlakkige kennis van die statistiek nog gevaarlijker dan totale onwe tendheid. Het bewijs voor het door ons hier aangevoerde betoog is niet in korte woorden te geven, maar zou ons tot eene uitgebreide verhandeling dwingen van den aard en het wezen der koopvaardij marine, die buiten de beknoptheid gaat, welke wij ons in dit opstel hebben voorgesteld. Dat voorts deze wijze van transport zeer tot schade van het gou vernement is, zou zich uit die statistiek gemakkelijk laten verklaren, maar wij behoeven, met de feiten voor oogen, hiervoor geen betoog te zoeken. De ongehoorde sommen toch, die tijdens de eerste en tweede 'Atjehsclie expeditie voor den inhuur der schepen van de trans- portvloot is betaald, toonen ons voldoende het ruïneuse van de be staande regeling. Gedurende de jaren 1873, 74 en 75 zijn ten be hoeve van de 2° Atjehsclie expeditie voor het gebruik van het ma terieel der voor de transportvloot benoodigde vaartuigen respectieve lijk betaald f 2684928,79, f 2344309,74 en f 727725,16 of totaal f 5756963,69. Hiervoor heeft het gouvernement alleen het leenbruik genoten der benoodigde vaartuigen, ongerekend het kolenverbruik en de onkosten van reis- en verblijfkosten, voeding, passage- en tafelgcl-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 45