- 476
A. De loop. De loop is van staal en sluit met liet voorste gedeelte (a)
in de ziel van het geweer. De kop (b) is cilindervormigvan twee nokken
(c) voorzien, en sluit met zachte wrijving in den later te beschrijven
sluitdop. De loop is over de gelieele lengte cilindervormig en concentrisch
doorboord, welke doorboring de ziel (d) vormt (in de teekening door
stippellijnen aangeduid). Het achtergedeelte (e) is eenigszins wijder en
dient tot ligplaats (kamer) van de huls der Flobert-patroon. De kop is
aan de achterzijde gehard.
B. De sluitdop. De sluitdop is van staal vervaardigdheeft aan de
achterzijde een rand (f)die in den kamerrand van het geweer past.
Op het buiten-oppervlak bevindt zich een gat met schroefdraad en
infreesing, tot plaatsing van een schroefje (g) met tapvormig uiteinde (h),
waarvan de bestemming later zal aangetoond worden. Aan de voorzijde
is de sluitdop van rechthoekig uitgesneden gleuven voorzien, tot plaatsing
der nokken (c) van den loop des scliietcilinders. Inwendig is de sluitdop
cilindrisch doorboord. Aan de voorzijde is die doorboring wijder dan aan
de achterzijde. Het wijdere gedeelte (k. 1. m. n.) dient tot plaatsing van
de kap (b) in den sluitdop, en het gedeelte (o. p. q. r.) tot opname
van de slagpin C. De sluitdop heeft de veerharding ondergaan.
C. De slagpin. De slagpin is van gehard staal en bestaat uit de kap
(s) met twee mesvormige nokken of tanden (t)den hals (u) e n het ach-
tervlak (v) Zij is zoodanig afgedraaid, dat zij zich met eenige speling in
de cilindrische doorboring (o. p. q. r.) van den sluitdop kan bewegen.
Het uitvallen wordt belet door het tapvormig uiteinde (h) van het schroefje (g).
Om den schietcilinder in elkander te zetten, te laden en na het schot
te ontladen, handelt men als volgt. Het schroefje (gj van den sluitdop
wordt uitgedraaid, en de slagpin G. zoodanig in de doorboring van den
sluitdop geplaatst, dat het achtervlak gelijk komt met het achtervlak van
dezen. Daarna wordt het schroefje (g) weder vast ingedraaidzoodat de
kop gelijk komt met het oppervlak van den sluitdop.
De kamer (e) van den loop wordt van een Flobert-patroon voorzien
De kop (b) wordt zoodanig in de doorboring (k. 1. m. n.) van don sluitdop
geplaatst, dat de nokken (c) door de gleuven (i) kunnen schuiven. Als
het voorvlak van den sluitdop tegen het achtervlak van den loop is
gekomen, draait men den sluitdop of den loop een weinig om, zoodat de
nokken (c) in de rechthoekige insnijdingen komen te liggen, waardoor
Het plaatsen en uitnemen van de slagpin behoeft slechts zeldzaam te geschieden;
nlleen bij herstelling of het schoonmaken van sluitdop en slagpin is dat noodig,