480
een verleden, waarop hij en zijne kinderen trotscli mogen zijn. Acht
jaren bracht hij liicr tevelde door. Aan de expedition op Celebes vóór
1825 onder de Generaals Van Geen en Bischoff, aan den Javaschen oor-
jog tot 1830 onder den Generaal De Koeknam hij een zeer werkdadig
aandeel. Zijne epauletten verwierf hij op het slagveld, nadat hij, meer
dan eens, par droit de méritevoor den officiersrang voorgedragen, met
de sabel in do vuist een vijandelijken standaard had veroverd. En toen
hij, met Van Casteel, Huijbrecht en zoo vele andere Belgen uit het
Indische leger, zijn nieuwen Koning ging dienen, versierde het schoone
kruis „voor moed, beleid en trouw" zijne borst. (Op dat kruis is hij trotsch
gebleven.) In die dagen van onrust en krijg, van verbittering en
nijd, bleef hij zijne gevoelens van eerbied en waardeering behouden voor
zijne voormalige krijgskameraden uit het Indische leger. Hij herdenkt
in zijne gedenkschriften niet alleen zijne chefs en zijne kameradenmaar
ook zijne minderen, aan wie de officier een deel van zijn roem verschul
digd is. "Wat hij over hen schrijft, is te veel om hier te worden aan
gehaald. Het doet een Indisch hart goed, iemand, die voor ons geslacht
een vreemdeling is gewordenden lof te hooren verkondigen van chefs
als De Koek, Van Geen, Geij, Bischoff, Van Coehoorn, Le Bron de
Vexela, Van der Wijck en anderen. Daarom kunnen we ons niet weêr-
houden, iets aan te halen van hetgeen de schrijver over die chefs zegt;
wij noemen slechts den Generaal Van Geen en den Luitenant-Kolonel
der Artillerie Geij (den vader van den tegenwoordigen Luitenant-Kolonel
van den Generalen staf Geij van Pittius.)
Le lieutenant general baron Van Geenancien colonel sous l'empire était
un homme énergique dans toute la force du termeresolution prompte coup
d'oeil incroyable, toujours disposé a agir par la force; le mépris de
l'obstacle était chez lui une seconde nature; il conduisit la guerre avec
une foudroyante rapidité; il obtint ainsi de grands résultats et évita le
fléau des maladies. II ne temporisait jamais et voulait, avant toute chose,
otre seconde énergiquement. Kous avons retrouvé dans ce type, brave
jusqu'a la témérité, dans cette nature prompte et infatigable, le chef
de corps, qui, naguère, dans l'armeé francaise, avait étó surnommé „la
Baïonnette." Fort rude pour lui-même, insouciant de tout confortable,
gai, plein d'ardeur et d'entrain, il était imbu des traditions militaires
jusqu'a ne vouloir combattre que revêtu de son grand uniforme et coitfé
de son chapeau a plumesil exigeait beaucoup de ses troujms pendant
Taction, mais il savait se faire aimer d'elles par tous les moyens qu'un
chef juste et paternel peut puiser dans une prévoyante sollicitude. II