40 jongste expeditie plaats gehad heeft, zal zelfs de Intendance moeten bekennen, tenzij zij bekenne, in dit punt niet de minste zaakkennis te bezittenen dus voor hare taak niet berekend te zijn geweest. Wat toch is het geval? In de voeding van de ingescheepte troepen.wordt door den gezagvoerder voorzien. Volgens vooruit geregeld en vast gesteld tarief. Het uit een nautisch oogpunt reeds afkeurenswaardig beginsel van voeding der passagiers door den gezagvoerder werkt hier dubbel noodlottig. Hij toch zal trachten, dit tot eene winst gevende verrichting te makenterwijl wij den nasleep der daaruit vloeiende kwade gevolgen zullen onderzoeken. Vooreerst zal hij trach ten, zoowel wat kwantiteit als kwaliteit betreft, beneden het tarief te gaanhoewel dit door behoorlijk toezicht eenigermatenooit geheel, kan voorkomen worden. Voorts brengt zijn belang mede, dat hij veel passagiers hebbeom de winst grooter te makente meer daar die winst in gunstiger rede stijgt met de toeneming van het aantalen eindelijk zal hij trachtenhen zoo lang mogelijk te behouden, om zoo lang mogelijk voordeel te genieten. Onophoude lijk wordt dus getracht, den militair in zijne voeding te kort te doen, dat schadelijk is in vele opzichten. Het aantal isafgaande op de verzekering van den belanghebbende, grooter dan wenschelijk, ja dikwijls dan mogelijk is, terwijl eindelijk het belang van snelheid (voor het gouvernement) geheel over het hoofd wordt gezien. Het gevolg van de beide eerste omstandigheden is uiterst schadelijk voor den gezondheidstoestand der geëmbarkeerde troepen. De vreemde en ongewone positiewaarin zij zich aan boord bevindende ver moeienissen en inspanning, die welhaast van hen gevorderd zullen worden, maken het in het belang van den staat, dat zij ruim en krachtig gevoed wordenen alles tot het behoud van hunne gezond heid aangewend worde. Dat hiermede tevens in verband staat den overvoer niet langer dan strikt noodzakelijk is te doen duren, is ra tioneel. Deze voordeelen worden dus niet bereikt; integendeel,juist het omgekeerde. Hen ziet dusdat door oppervlakkig onderzoek het belang van den staat evenzeer benadeeld wordt als door volslagen onkunde. Hen dientalvorens tot eene afdoende oplossing te komen, alles met nauwgezetheid te overwegen, en wel doordrongen te zijn, dat eigenbelang de groote drijfveer is van de meeste handelingen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 48