491 stuk te hebben geleverd, maar heeft daardoor getoond, in praetischen zin onder te moeten doen voor den legerorganisateur van 1810 en dien van 1817. Had hij hij zijne reorganisatie de djajang-sekar gelaten wat ze waren en zich alleen bepaald tot de compagniën van het regiment Oost-Indische Cavalerie, dan waren de residenten in het bezit hunner militairen gebleven (dat zegt wattrouwens, wat voor bezwaar was daar tegen dan waren deze niet van de civiele op do legerbegrooting over gebracht en zoodoende als meer Cavalerie binnengesmokkeld (ook dat zegt wat, want groote Ze^erbegrootingen en dure cavaleriecorpsen, die niets meer doen dan exerceeren en paradeeren, vallen niet in den smaak van onze regeering); dan was aan de reorganisatie van het politiewezen niet gedacht of wel gedacht, zonder aan de djajang-sekar en hoogst waarschijnlijk ook, zonder aan het regiment Cavalerie te tornen; kortom dan was er op dit oogenblik geene sprake van eenige reductie der Ca valerie, en zelfs, wanneer men was gaan reduceeren, dan had de gere duceerde Cavalerie in oorlogstijd toch altijd veel moer steun gehad van haar zustercorps, de eenmaal bestaande djajang-sekardan thans van de Inlandschebereden politieagentendie nog altijd in dienst gesteld moe ten worden. Het verschil is dus nog al groot, dunkt ons. Maar aan wien do schuld Niet aan de regeering, maar aan onze eigene chefs. Yoor stelsels van Zwrorganisatie gelden geene absolute waarheden. Wie daarbij doctrinair te werk gaat en de geschiedenis van zijn land en zijn leger, van het staatsbestuur en zijne vertakkingen, kortom van zoo vele andere omstandigheden, die in elk land soms hemelsbreed ver schillen, miskent, plukt daarvan vroeg of laat de wrange vruchten. En het is geen bewijs van gezonden, praetischen zin, stelsels van organisa tie, door mannen als Daendels, Van den Bosch en Baud tot stand ge bracht en bestendigd, af te breken, zonder in de geschiedenis daarvan zoo als in dit geval duidelijk gebleken is te zijn doorgedrongen. Laat men dit althans leeren aan onze in Nederland te vormen stafofficieren. Dit ter verontschuldiging, niet ter rechtvaardiging van het met vast houdendheid doorgezette plan der Indische regeering tot aanmerkelijke reductie der Cavalerie. Wij behoeven dus thans de vragen niet meer te beantwoordenwaaraan het te wijten is, dat de Indische Cavalerie sedert jaren in verval is, en dat dit vervalgevoegd bij de fout der door toedoen van onze eigene chefs tot stand gekomen reorganisatie van 1873geleid heeft tot den maatregel, die de toekomst van vele brave, hunne dienstplichten met ijver en toewijding vervullende officieren vernietigt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 499