496 ■wij veel meer dan aan de opgesmukte verhalen over expedition, die legio zijn, maar in waarheid weinige krijgskundige (misschien eenige belletristisehe) waarde bezitten. Als wij vele der op deze details betrekking hebbende onderwerpen tegenwoordig in buitenlaudsche militaire tijdschriften, wat den vorm aangaat, zeer geleerd behandeld vinden, zijn wij altijd geneigd, daarin iets nieuws, iets oorspronkelijks te zien. Plet is bovendien ons zwak om alles wat uit den vreemde komt, hooger te schatten dan het geen bij ons zeiven te vinden is. Maar we hebben zeiven zóó weinig zelfvertrouwen, dat we datgene, wat er is, niet eens willen zoeken en exploiteeren. Tot onze straf kunnen we nu uit het boek van een vreem deling zien, hoe sterk we, niet in algemeene kennis, niet in beschaving, misschien ook niet in deugd en tucht, maar in algemeene krijgskundige kennis zijn achteruitgegaan. Voor het debarkeeren van paarden b. v. kende men toen nog geene prauwvlotten van Feuilletau de Bruijn of drijver vlotten van Ermeling. Men bracht, verhaalt ons Lahure, „sur les canots de la marine, nos harnachements et nos cavaliers en uu point déblayé de la plage; puis, ouvrant les écoutilles des entreponts, on poussa sans fagon nos chevaux a la mer; ils gagnèrent en nageant le sable de la plagc, se dirigeant vers l'endroit ou ils apercevaient leurs cavaliers. Les premiers arrivés hennissaient, les autres suivaient régulièrementbien des hussards, déja habitués a ce genre d'exercice qui désorienterait fort nos cavaliers d'Europe, se pendirent a la queue de leurs chevaux et se firent ainsi remorquer vers la cöte. Ce singulier débarquement s'acheva pourtant dans de bonnes conditions, et peu après, les chevaux étant sel- lés et bridés, nous étions prêts a entrér en action." [Zie Monitor's „Transport schepen voor het Indische leger", bladz. 78, 79.] Daar wij uit deze en meer details veel kunnen leerenzullen wij mede- deelen, wat Generaal Lahure al zoo meer zegt. "Wij weten, dat dragonders, triviaal uitgedrukt, hereden infanteristen zijn. En hierboven zagen we, dat de Indische hussar en van dien tijd geoefend werden in dragondersdiens ten. Nu moet men tegenwoordig aan die namen weinig waarde meer hechten; want de dragondersdie in Nederland in 1864, eenvoudig door eene naamsverwisseling, in liussaren veranderd werden, waren geene „dragonders," maar sabelruiters met karabijnen; doch dit neemt niet weg, dat het voor de hedendaagsche Indische Cavalerie zeer goed zoude zijn, indien zij nog in dragondersdiensten geoefend werd; want dit past o. i. bij uitstek in het karakter onzer Cavaleriemet het oog op haar werkkring en het terrein. Men behoeft haar daarom geen Beaumont-geweerdoch de Bemington-ka.ra.bijn te geven. Eene karabijngeen revolver, moet zij hebben

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 504