497 Het doen verrichten van dragondersdienst door hussaren vereischt altijd groote omzichtigheid, hoe de Cavalerie er ook aan gewend moge zijn. Weinig heeft het te beteekenen, wanneer er slechts sprake is van een gevecht in eene vaste stelling; maar wanneer de Cavalerie, zoo als daarbij dikwijls het geval is, telkens voorwaarts of achterwaarts terrein moet winnen, wordt de toestand dier gedeeltelijk te voet strijdende ruiterij zeer moeilijk en vereischt die handeling veel ondervinding. Eene cavalerie- afdeeling, waarvan een gedeelte te voet strijdt, wordt in drie ongelijke partijen gesplitst, d. z. de strijders te voet, de bewakers der paarden van de afgestegenen en de reserve te paard. De bijdehandsche paarden zijn zeer lastige impedimenta. Gemiddeld mag men 1 ruiter de bewaking van 3 paarden, behalve die van zijn eigen paard, toevertrouwen. Dit hangt overigens af van de gedweeheid der verschillende paardenrassen. In Indie en in Algeria, zegt Generaal Lahure, zou 1 ruiterin de nabij heid van het geweervuur, er 5 of 6 kunnen bewaken, wanneer hij met Makassaarsche en Barbarijsche paarden te doen heeft. Met Engelsche en Perzische paarden b. v. is dat geheel andersen zou 1 ruiter met 3 paarden reeds veel te doen hebben. Gedurende den Javaschen oorlog, waarin Lahure herhaaldelijk met zijne Cavalerie eene desa heeft bezet, in afwachting van de komst der Infanterie, heeft de ondervinding hem geleerd, dat hij van een detache ment van 300 ruiters [voorstanders van de reductie der Indische Cava lerie mogen op deze cijfers letten] ongeveer 180 tirailleurs kon laten afstijgen, de bewaking der bijdehandsche paarden aan 60 ruiters opdragen en eene reserve te paard overhouden van 60 sabels. Om bij het gevecht te voet van de Cavalerie zoo spoedig en zoo veilig mogelijk te kunnen handelen is het noodig, elk der drie hier genoemde onderdeelen, zooveel mogelijk, te doen bestaan uit dezelfde ruiters. Wil men de Cavalerie oefenen in de geheel speciale dienst bij het gevecht te voet, dan zal men verstandig handelen door zich slechts te bepalen tot de zuiver praetisehe onderdee len daarvan, d. z. het onmiddelijk verspreiden der tirailleurs, het vuren, het verzamelen en de daarmede in verband staande bewegingen van de reserve te paard. In sommige omstandigheden is het gevecht te voet van de Cavalerie voor haar een kostbare steun. Zonder weifeling moet zij er gebruik van kunnen maken en bijgevolg er goed in geoefend worden. Maar men make er geen misbruik van, en nooit verlieze men uit het oog, dat bij dit wapen het paard de grootste factor van hare kracht is. Men moet dus elk streven vermijden, dat er toe leiden kan om van som mige troepen te paard eene bereden Infanterie te maken. Men vergete 32

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 505