512 dat advies, in Mei 1873 gegeven, maakte de Minister Fransen van de Putte gebruik en trad er over in correspondentie met den Gouverneur- Generaal Loudonmet dat gevolg, dat deze, 10 Juni, per telegram, voor stelde, Generaal Van Swieten tot opperbevelhebber te benoemen. Bij zijn rapport van 10 Juni werd dit voorstel door den Minister aan den Koning gedaan. Toen daarop conform beschikt was, telegrafeerde de Minister den 11 d. a. v. aan den Gouverneur-Generaal om daarvan omzichtige mededeeling te doen aan Generaal Verspyck. Deze gewerd hem door tusschenkomst van den Legercommandant op den 14 Juni. Den 15 d. a. v. meldde deze per telegram aan den Gouverneur-Generaal, dat Generaal Verspyck zijn ontslag uit 's lands dienst had gevraagd. Den 16 werd hij, namens den opperlandvoogd, door den Algemeenen Secretaris bewogen, dat verzoek in te trekken. Te vergeefs. Den 17 werd dit aan den Minister van Koloniën getelegrafeerd. Een telegrafisch antwoord van den 18 en de geheime kabinets-depêclie van 19 Juni waren daarvan het gevolg. Het telegram van den 18 (in boven aangehaalde brochure van Generaal Verspijck medegedeeld) bracht in zijn voornemen geene wijziging, zooals hij dit toelichtte in zijn brief van den 22 aan den Minister rechtstreeks. (Zie brochure) Deze brief kruiste boven aangehaalde geheime ministerieele depêche, waarin de Minister Fransen van de Putte drie historische flaters beging, door, met Generaal Verspijck na zijne krenking zelfverloochening te willen leeren, op het voorbeeld te wijzen van Generaal Canrobert voor Sebastopelden Kapitein ter zee Bouricius en den Yice-admiraal Machielse voor Bali, die zich vrijwillig het opperbevelhebberschap lieten ontnemen, omdat zij er zich zeiven niet voor berekend achtten. Die depêche (zie de „Mt/eA-drukpersvervolging") had ten gevolge, dat Generaal Verspijck den 5 Augustus per brief den Legercommandant mededeelde, dat hij den lande zoude blijven dienen, „zoo lang de tweede expeditie tegen Atjeh niet is afgeloopen, of althans zoo lang de Regeerin'g in verband met den door don Minister aangegeven toestand, van oordeel is, dat die diensten nog vereischt worden of aan den lande nuttig kunnen zijn." Wij weten wat daarna gebeurd is. Yooral tijdens de expeditie zelve. Feiten liegen niet. En moge thans nog in het Indische leger eene be treurenswaardige verdeeldheid ten gevolge van den Atjehschen oorlog heerschen, tegen de kracht der publieke opinie is noch het stelsel noch het laatste boek van Generaal Van Sivieten bestand. Zij heeft beiden veroordeeld en zal er ook voor waken, dat ware verdiensten niet door haat en nijd verkleind, ja vernietigd worden. Moge dit tijdschrift daartoe mede werken, wanneer de Minister Van Goltstein zijne belofte vervuld heeft.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 520