MILITAIR WEDUWEN- EN WEEZENFONDS.
HET
Onder het opschrift Militaire Reg eer inga filantropie'verscheen
in den Nieuwen Militairen Spectator van 1866, 3, eene beschou
wing over het Weduwen- en Weezenfonds voor de officieren van
de Nederlandsche landmacht, geteekend door Johannes. Het stuk
bevat eene aaneenschakeling van klachten over miskenning van den
om zijne zelfstandigheid en beschaving geëerden officiersstand, welks
leden, al zijn het mannen, die door karakter en kennis waardig zijn
gekeurd om over honderden en duizenden te gebieden, toch worden
gekwalificeerd als kinderen, die leiding behoeven- om hun welbegre
pen belang te leeren kennen; terwijl de schrijver eindigt met het
voorstel om eene nieuwe maatschappij op te richten, bestuurd door
een personeel in de kracht des levens, door krakter en borgtocht,
zoowel moreele als fitiantieele waarborgen leverende voor zijne soli
diteit; met vurigen ijver voor de belangen van den officiersstand en
voor die van weduwen en weezen bezield; enz., enz.
Het voorbeeld, een veertiental jaren geleden, in Nederland gegeven
door Johannesis in de drie laatste afleveringen van den jaargang
1879 van het Indisch Militair Tijdschrift gevolgd door David.
„Willekeurig en „onbillijk," leest men reeds in den vijfden re
gel van het stuk; het wenschelijke, mogelijke en noodzakelijke van
de oprichting van een nieuw Weduwen- en Weezenfonds, in den
zevenden en achtsten regel.
Heeft David gelijk? Is de oprichting van een nieuw Weduwen
on Weezenfonds zonder bemoeienis der Regeering wenschelijk?
A ooi al, is die oprichting op de door David aangegevene wijze mo
gelijk? Is zij zóó noodzakelijk, dat de belangen van weduwen
33