519
armoede der weduwen en nog grootere verwaarloozing der kinderen
van die officiërenwelke uit gebrek aan middelen werden beletdeel
genoot te worden, als anders hun deel zou zijn geweest, werd over
liet hoofd gezien. Men gaf aan den overvloed en ontnam aan de
nooddruft, niet bedenkende, dat de eerste niet kon begunstigd wor
den zonder de andere te benadeelenen dat ik heb liet reeds vroe
ger gezegd was het noodig, het te veel trouwen van jonge officieren
tegen te gaan, er maar twee maatregelen waren te nemen die zich,
beschouwd uit het oogpunt der billijkheid, lieten rechtvaardigen,
namelijk: of voor te schrijven, dat het een officier niet zou zijn geoorloofd
in het huwelijk te treden, voor dat hij zou zijn opgeklommen tot een
bepaalden rang, of wel het geven der toestemming tot liet aangaan
van een huwelijk, afhankelijk te maken van het bereiken van zekeren
leeftijd. Mijns inziens zou van die twee de laatste de voorkeur ver
diend hebbeip, eensdeels omdat de kans 0111 een zekeren leeftijd te
bereikennog grooter is dan die om bevorderd te wordenen ander
deels omdatvan alle prerogatievendieverbonden aan den ouder
dom de minste tegenspraak verwekken. Gedurende de drie en der
tig jaren, welke ik in Indië reeds heb doorgebracht, kwam ik, en
als landsdienaar en in het particuliere leven, bijna dagelijks in aan
raking met ambtenaren. Ook voor hen bestaat een weduwen- en
weezenfonds. Daaraan betalen de ambtenaren niet minder dan de
officieren aan het hunne, terwijl de bepalingen in enkele opzichten
zelfs drukkender zijn. Hoe komt het nudat ik nooit een ambte
naar heb ontmoet, die het fonds, waaraan hij contribueerdeafschil
derde als eene ramp voor zijn stand en een voortbrengsel van dwang en
willekeurdat zoo spoedig mogelijk dieut te worden opgeruimd? Moet
de oorzaak niet gezocht worden in de vrijheid, die ieder burgerlijk
ambtenaar bezit om in het huwelijk te treden met de vrouw zijner
keuze, zonder dat de stand of het raswaartoe zij behoorteen be
letsel in den weg legtdus ook bij het bestaan van natuurlijke kinderen,
met de moeder van dat kroostzoodat het van hem en van hem alleen
afhangt of hij zijne naaste betrekkingen al dan niet aanspraak wil
verschaffen op bedeeling uit het fondswaaraan hij contribueert Zeer
Vroeger, maar tegenwoordig?