523
neemtdat zijop grond harer langdurige ondervinding en bekend
heid met de behoeften van het leger, meenden gerechtigd te zijn, der
Regeering eenige wenken te geven. Zeker is het, dat hetgeen gedu
rende het eerste tijdvak van het bestaan van het fonds, over de
huwelijken der officieren werd geschreven, ook nu nog overweging
verdient. Zie hier een paar voorbeelden. Yan af 30 Mei 1817 tot
ultimo 1820 waren hier te lande gehuwd 64 officieren. Met liet
eerste en tweede transport in 1816 en 1817 waren uitgekomen 148
gehuwde officieren. De sterkte van het officierskorps bedroeg toen
(ultimo 1820) 726 hoofden; van de officieren waren derhalve 29,2 °/0
gehuwd, en met grond kon verwacht worden, dat die verhouding,
zonder het nemen van beperkende maatregelen, nog aanzienlijk zou
stijgen. Ten einde maatregelen van dien aard het weigeren van
toestemming tot het aangaan van een huwelijk beneden den rang van
Majoor en den vollen ouderdom van 25 jaren, zoomede de stipte
handhaving van artikel 2 van het besluit dd. 16 Februari 1814,
No 2 in het leven te roepen, werd o. a. gezegd:
„Het valt niet te ontkennen, dat zij, die den officier het aangaan
van een huwelijk trachten moeilijk te maken, den schijn op zich
laden, om reden van finantieel belang, verbintenissen te willen
verhinderen, wier strekking zeer zeker is, veler doornig levenspad
met rozen te bestrooien."
„Daartegenover staat echter, dat het doel, hetgeen men zich
voorspiegelt, niet altijd bereikt wordt."
„Immers, wanneer men den sluier, die den innerlijken staat van vele
huishoudingen voor het oog van den uiterlijken aanschouwer bedekt,
kon opheffenwanneer men gelegenheid kreeg om te dringen in de
geheime kwellingen, die meestentijds het huwelijksgeluk vergezellen;
wanneer men verplicht was om dikwijls liet menschelijk hart gade te
slaan in oogenblikken van moeilijkheden, wanneer het zich naakt en, ver
vuld van zorgen, aan het oog vertoont; in één woord, wanneer men een
maal tot zijne officieren stond in de betrekking van korpschefwas
men geneigdminder zwarigheid te hechten aan restrictiëndie ook
uit een ander dan een finantieel oogpunt aanbeveling verdienden.
„Op grond van op die wijze verkregene ondervinding, meende men
te mogen gelooven, dat de meeste huwelijken van subalterne offi-