529
Daardoor is mij alles verboden wat zweemt naar begunstiging. Slechts
raad kan ik u geven, en deze is: zoek elders hulp?"
Heftig laat Davicl zich uit over de voorschriften, vervat in Staats
blad No 33 van 1841, strekkende tot bet verzekeren van het her
nieuwd bestaan van het fonds. Er werd geene rekening gehouden
met de vorderingen der wetenschap van den nieuweren tijd, die der
levensverzekeringdat vooral acht Davicl onverantwoordelijk. "Wat
mij betreft, ik geloof, dat Dcivid de voordeelen van de wetenschap
der levensverzekering, voor fondsen, zooals die voor de weduwen en
kindei en van Indische officieren en ambtenaren, wel een weinig over
schat. Is die wetenschap onmisbaar voor een fonds, zoo als hij dat
wil oprichten, minder is dat het geval voor die beide instellingen.
Weet ik bij fondsen van dien aard de sterkte van het officiers- of
ambtenaarskorps, het bedrag der tractementen, de normale verhou
ding van het aantal gehuwden tot dat der ongehuwden, de gemid
delde sterfte onder de gehuwden, de gemiddelde sterfte onder de we-
duwen, het gemidoeld aantal kinderen, weezen en kinderen van her
trouwde weduwen op iedere* weduwe en het bedrag der pensioenen
en onderstanden, dan ben ik een heel eind op weg om te kunnen
oordeelen over hun meer of minder gunstigen stand.
Of de in 1838 of 1839, tot het herzien van 's fonds reglement, door
het Militair Departement benoemde speciale Commissie, bij het ma-,
ken harer berekeningen van gegevens, als de zoo even genoemde, die
allen te verkrijgen waren, heeft gebruik gemaakt, weet ik niet, maar
zekei is het, dat zij minder onberedeneerd is te werk gegaan dan
David schijnt te gelooven. Deze ziet over het hoofd, dat op 1 Ja
nuari 1842 het hernieuwd bestaan van het fonds begon onder den
druk der verplichting om aan 200 weduwen met 64 kinderen, be
nevens 10 kinderen van hertrouwde weduwen en 39 weezen, afkom
stig uit het toen gesloten wordend tijdvak, pensioenen en onderstan
den te betalen, en dat in 1844, toen, ten gevolge van nadere inlich
tingen, verbeterde cijfers waren verkregen, aan 198 weduwen met
144 kinderen, 17 kinderen van hertrouwde weduwen en 29 weezen
moest worden betaald f 147734,11. Dat aanzienlijk bedrag kon niet
v oi den betaald uit de renten van een vroeger bijeengebracht kapi-
34