530
taal. Immers waren de bijdragen gedurende liet eerste tijdvak van
's fonds bestaan niet eens voldoende geweest om tekorten en ver
minderde uitkeeringen te verhoeden, zoodat zij zeker niet konden
strekken tot het vormen eener reserve. Toch, 't wordt reeds gestaafd
door het gebeurde vóór 1841, maar zal nog nader door mij worden
aangetoond, vorderde eene welbegrepen zorg voor de toekomst, dat
hetgeen vroeger verzuimd was, toen geschiedde, en dat maatregelen
werden beraamd tot het bijeenbrengen van een kapitaal, groot ge
noeg om, tot dat alle aanspraken zouden zijn vervallen, aan de dan
op het fonds rustende verplichtingen te kunnen voldoen. Gaat men
nu na, dat hetgeen in 1844 aan gewone contributie werd geheven,
slechts 165338,90 bedroeg, en dat van die som ruim 5/6 moest
worden besteed tot het betalen van pensioenenen onderstanden,ver
leend in vroegere jaren, dan geloof ik, dat op hetgeen David zegt
omtrent het verwaarloozen der lessen van de ondervinding, sleurgeest,
enz. enz. wel wat valt af te dingen. Ja, ik ga verder en beweer, dat
de speciale Commissie, in 1838 belast met het samenstellen van een
nieuw reglement, haren arbeid niet begon, zonder het gewicht harer
taak ernstig te hebben overwogen. Daartoe vind ik grond in het be
drag der som, welke de regeering in 1S60 oordeelde, dat als kapi
taal aanwezig moest zijn, alvorens aan de toen ter sprake gekomene
vermindering der gewone contributie zou worden gevolg gegeven. Of
noemde de Regeering, toen zij sprak van f 1.700.000, een uit de lucht
gegrepen cijfer? Dit is niet aan te nemen. Tijdens den arbeid aan
het reglement van 1841 bedroeg het aantal gebenificeerde weduwen
ongeveer 200.
De Commissie achtte eene vermindering van uitkeeringen ondoen
lijk, en gemiddeld moest derhalve voor iedere gebenificeerde wor
den gerekend op het pensioen eener kapiteins-weduwe, toen bedra
gende f 650 of, de kindergelden mederekenende, op eene uitkeering
van ruim f 700 per jaar. Ru trekken de weduwen zulks zal later
blijkenniet, zooals David aanneemt, gemiddeld dertienmaar daar
entegen in doorslag twintig jaren pensioen. Om 700 gedurende
twintig jaren te betalen, is, rekenende op een rentestandaard van
Aantal, aanwezig op 1 Januari 1842.