537 die zedelijke verantwoordelijkheid niet zwaar op haar drukken. Thans is het anders. Heeft het niet nemen van tijdige voorzorgen eenmaal tengevolge, dat hetgeen van de contribuanten moet gevorderd worden, hunne krachten tebovengaat, dan zal de Regeering hare hulp niet kun nen weigeren, omdat eene heffing van hen, die indertijd te weinig be taalden dan waarschijnlijk ondoenlijk en, afgescheiden van dien, zeer hard zou zijn. Ik zeg daar eene heffing van hen, die indertijd te weinig betaalden. Behalve dat, heb ik boven gesproken over voor stellen, strekkende tot het nemen van maatregelen om 's fonds kapitaal meer te doen aangroeien dan werkelijk plaats vond. Mocht uit een en ander worden afgeleid, dat ik het eens ben met de wijze, waarop men meende, dat doel te moeten bereiken, namelijk door verhooging der gewone contributiën, dan zou men zich echter vergissen. Reeds uit de eerste bladzijden van dit geschrift blijkt het tegendeel. "Wel betoogde ik daar, dat het contribueeren, ook door ongehuwde officie ren, niet zoo onbillijk is, als vrij algemeen wordt aangenomen, maar ik voegde er bij, dat dan ook moet gezorgd worden, dat hetgeen zij bijdragen, niet zoo hoog wordt, dat het in geene goede verhouding meer staat tot de mindere kansen, die zij hebben om voordeelen uit het fonds te trekken, als reeds gehuwden. Dienaangaande schreef ik in 1872: „Dat onder de werking der tegenwoordige bepalingen, 's fonds be lang niet medebrengt, dat het toenemen der huwelijken blijft voort duren, behoeft na het aangehaalde voorbeeld (te geringe storting in vergelijking met hetgeen bij andere weduwenfondsen werd betaald) geen verder betoog, terwijl niemand, na van het voorgaande kennis te hebben genomen, zal kunnen beweren, dat de vooruitzichten van het Militair "Weduwen- en "VVeezenfonds schitterend zijn." „Op het overleggen van tonnen schats, zooals in het vroegere tijd vak, zal wel niet meer gerekend behoeven te worden." ,,In stede van dien, dreigen tekorten, die wellicht in de eerstvol gende jaren zullen verborgen blijven onder den schijnbaren vooruit gang, welke wordt teweeggebracht door het aanmerkelijk bedrag, David kreeg' het manuscript ter inzage. „De meerdere ontvangsten dan uitgaven in 1874, 187q en 1870 "waren het gevolg

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 545