538 dat jaarlijks als huwelijks-contributiën gestort wordt, maar die later, heeft eenmaal het aantal jaarlijks gesloten wordende huwelijken een constant cijfer bereikt, zooveel te pijnlijker zullen gevoeld worden." „Behalve dat, is niet te verwachten, dat bij de algemeene depre ciatie der waarde van vaste goederen, het fonds geheel van schade zal bevrijd blijven." „Integendeel kan verwacht worden, dat, al is het dan ook in be trekkelijk geringe mate, dientengevolge verlies van kapitaal en dus vermindering van inkomsten voor den boeg staan." „Er moeten dus maatregelen genomen worden, geschikt 0111 de toekomst minder bezorgd te kunnen te gemoet zien." „Met het laatste werd begonnen, toen werd voorgesteld, de gewone contributie te verhoogen." „Zoo als hiervoren is betoogd, zou men, bleef het sluiten van huwelijken niet toenemen, met grond mogen verwachten, dat door het inwilligen van dien maatregel alle gevaar voor het tegenwoor dige geslacht zou zijn verdwenen. Maar op een al grooter en groo- ter aantal gehuwde deelgenooten moet gerekend worden, en daar door verandert de toestand." „Wel kunnen de dientengevolge te vreezen tekorten afgewend worden, door telkens en weder, telkens naarmate der behoefte, de contribution te verhoogen, maar zoo handelende, zou men niet billijk zijn tegenover die deelgenooten en contribuanten, welke, onderwor pen aan zeer drukkende heffingen en bepalingen, zich de daarmede gepaard gaande opofferingen hebben getroost, en die daardoor het fonds tot op de tegenwoordige hoogte brachten." „Zij --toch zullen, bij verhooging der gewone contributie, al de met zoo veel opofferingen verworven voordeelen zien verdwijnen om jonge lieden, soms pas eeuige maanden officier, en eene luttele som hebbende bijgedragen, het sluiten van huwelijken gemakkelijk te maken." der tractements-verhoogingen in liet eerste en laatste jaar; het overschot van meer dan drie ton in 1870 was een gevolg van de insmelting van het hulpfonds. Tegenover de laatste vermeerdering stond de verplichting om pensioenen uit te keeren aan de weduwen en kinderen van 21 hoofd- en subalterne officieren." David had daarvan in de "kolom aanmerkingen van zjjn staat 1 moeten melding maken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 546