47 blik reeds lang daar was om het vaartuig te verlaten. Had er op dat oogenblik werkelijk slechts een beduidende tegenstand van den vijand bestaan, de landing ware ongetwijfeld mislukt, en de rampen, die er uit waren voortgevloeid, zouden niet te overzien zijn geweest. Dat echter dit moment van de landing geene aanleiding tot nadere on derzoeken heeft opgeleverd, meenen wij ook weêr, dat dit aan het verkregen resultaat te danken is. Men is toch zoo licht geneigd, als het doel bereikt isover het verledene heen te stappen. Hoe zeer Monitor bij zijne berekeningen omtrent den duur van landingen aangeeftdat men er op rekent, dat de manschappen, rééds voor dat de sloepen óp het zand komen, daaruit springen en door het water naar den vasten wal marcheeren, ja er zelfs aan toevoegt: gelijk dit plaats vond bij de landing onzer troepen op 9 December 1873, moet ik echter hierbij de volgende opmerking voegen. Slechts toen het voorbeeld gegeven was door den len Luitenant Vinlchuizen en eenige manschappen, was de begoocheling als het ware gebroken, en uit het feit, dat daarop bijna alle troepen gelijktijdig aan wal kwamen, is het tevens noodzakelijk bewezendat de voorste sloepen reeds ge boeid moesten zijn, eer de achtersten tijd hadden gehad, door de deining dicht genoeg aan strand gedreven te zijn. Moge de omstan digheid dat bij het debarkement door geene der sloepen van de dreg is gebruik gemaakt, tevens toonen, hoe weinig djoeroemoedi's en roeiers voor hunne taak berekend waren, en welke noodlottige gevolgen dit had kunnen gehad hebben, indien tijdens de landing de weersgesteldheid niet zoo geheel in ons voordeel geweest ware. Wij hebben dit alles kunnen zien, die na de landing met de opruiming der sloepen bezig waren. Ik meen, dat uit het verhaal der landing voldoende blijktdat het gedrag van menig scheepsgezagvoerder geheel anders zoude zijn, indien hij belang stelde in het welslagen der expeditie, eene belang stelling, die men gerechtigd is van ieder gouvernementsdienaar te verwachten. Yan eigenbelang kan alsdan geene sprake zijn, die oor zaak tot tegenwerking of wat al erg genoeg is, gemis aan medewer king zou kunnen zijn. Integendeel, ieder zal zich beijveren, uit te munten in de volvoering van zijne plichten, in de hoop van mogelijke onderscheiding. Deze voorname factor van aansporing tot buiten-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 55