553
en uitwijkingen door het inschuiven van eene bamboe te kunnen
voorkomen.
Verder is in dien beugel, aan de bovenzijde, een schroefdop aan
gebracht, welke, uitgenomen zijnde, gelegenheid geeft om het in de
drijvers verzamelde water met eene losse scheepsvatpomp daaruit
te verwijderen.
De top van den kegel is gesloten door eene daarin vast geklon
ken segmentvormige koperen muts van Engelsche duim dikte.
Voor de bevestiging der houten liggers op de cilinders worden
hierop beugels vastgeklonken, welke, ter hoogte van het midden
der liggers, gaten hebben ter doorlating van een schroefbout. De
beide uiterste en de middelste liggers hebben beugels aan weerskanten;
de overigen hebben één beugel op eiken drijver.
De opstaande wand van den beugel is 20 mM. dik, 70 mM.
breed en circa 110 mM. hoog; de op de drijvers geklonken veeren
hebben eene breedte van 52 mM. en eene dikte van 15 mM. in
het midden, naar de uiteinden tot 5 mM. verminderende. De vee-
ren zijn circa 1 Meter lang.
De schroefbouten, die de houten dwarsliggers aan de beugels
bevestigen, zijn 1 Engelsche duim dik; onder den kop zijn zij over
eene lengte van 20 mM. vierkant, verder rond, met eene dubbele
moer aan het uiteinde.
De dwarsliggers, welke op de cilinders rusten, zijn zeven in ge
tal; zij zijn 6 Meter lang en 15 op 20 cM. zwaar. Om behoorlijk
op de cilinders te dragen, zijn zij naar het beloop van deze met
een pijl van 2 cM. uitgeschulptzij worden verder aan de cilinders
bevestigd, zooals boven is omschreven.
Het dek, op de dwarsliggers rustende, bestaat uit planken van
gelijke breedte, 5.50 Meter lengte en 4 cM. dikte. Voor de be
vestiging van het dek worden drie sluitribben van 10 op 14.5 cM.
aangebracht; deze worden met houten wiggen vastgezet in de sluit-
rib-beugels, welke op vier plaatsen de sluitrib met den onderlig-
genden dwarsligger verbinden.
Deze beugels zijn beneden het dekvlak 1 Engelsche duim in het
vierkant; daarboven hebben zij eene zwaarte van op 2 Engelsche
duim. Zij worden aan de onderzijde van den dwarsligger ingelaten,