555
beide beugels is een rechthoekig gat van 9 op 20 cM. door den
ankelbalk en het beslag gemaakt om den ankerketting of den tros
door te laten. Deze ketting of tros wordt verder aan een korvijl-
nagel bevestigd.
Aan elke zijde van den ankerbalk wordt voorts, nabij het ijzeren
beslag, een roeidol vastgeschroefd, op dezelfde wijze als de staan
ders van het touwwerk in de sluitribben, dus met eene aan den
onderkant van den ankerbalk ingelaten en bevestigde moerplaat.
Bij het vlot behooren verder nog
twee scheepsvatpompen van geslagen koper, van 45 mM. binnen
werks, tot uitpomping van het door de drijvers gemaakte water
twee ankerselk circa 90 KG. wegende
twee ankerkettingenvan 1 cM. middellijnmet harp. Deze ket
tingen zijn elk 30 vadem lang; een kettingleng voor den sleeptros,
bestaande uit een ring van 10 cM. middellijn en 15 mM. ijzerdikte
twee tuigharpentwee lengarmen, elk lang 2 Meter, met eene ijzer
dikte van 1 cM. en twee dubbele riftaliehaken met muis;
twee schroefsleutels, tevens dienende voor den schroefdop;
twee groote roeispanendienstdoende als roer en daarvoor in de
roeidollen vast te binden.
Yerder nog eene kist om de losse voorwerpen benevens eenig ge
reedschap, touw en spijkers op te bewaren, en een lap zeildoek om
als tent voor het wachtvolk te worden benut.
Het vlot kan geheel of gedeeltelijk in elkander worden gezet aan
boord van het schipwaarmede de samenstellende deelen zijn vervoerd,
en daarna geheel gereed in den takel over boord gelaten of in geraamte
over boord gewipt worden, of wel, het in elkander zetten kan geheel
te water geschieden.
De eerste manieren verdienen wegens de eenvoudigheidvooral bij
eene eenigszins onstuimige zeeverreweg de voorkeur boven de laatste
wijze en loopen in korten tijd af.
Het vlot wordt daartoe op het dek tusschen de groote en de fokke-
mast geheel of, wanneer de hijschmiddelen wat zwak zijngedeelte-
INEENZETTEN VAN HET VLOT.