567 - zulks met liet oog op hunne gezondheid mogelijk is, bij de batte rijen wenschen in te deelen 0111 daar hunne eerste opleiding te ont vangen, en minstens een 3 of 4 tal jaren bij de hereden-artillerie moeten blijven, alvorens naar de vesting- artillerie of in eene speciale betrekking over te gaan. Daarvan zouden wij echter wenschen uit te sluiten officieren, die geen rij kunstig onderwijs hebben genoten en derhalve onbedreven zijn in het paardrijden. Komen dergelijke officieren bij de batterijen, zoo zijn ze daar, vooral de eerste maan den, weinig op hunne plaats en zullen zij er nooit voldoen, wanneer het blijkt, dat zij geen aanleg hebben om te leeren paardrijden. Deze officieren zullen bij de vesting- artillerie beter te gebruiken zijn. Daar goede veld- en bergartilleristen alleen door de practijk kun nen gevormd worden, is het noodig, dat ieder Kapitein, die als bat terijcommandant goed op zijne plaats zal zijn, als Luitenant eenige ja ren bij de bereden-artillerie gediend heeft. Heeft een Kapitein als Luitenant nimmer bij eene batterij gediend, zoo zou hij 0. i. ook nimmer als batterijcommandant mogen optreden. Het geheel zal daardoor veel lijden en vooral de vorming der jonge officieren, die onder zijne bevelen worden geplaatst, er zeer door benadeeld worden. En aan die vorming kan niet genoeg zorg worden besteed. Het luitenantspersoneel bestaat toch op het oogenblik uit zulke heterogene bestanddeelen, wier opleiding- zoo verschillend is geweest, dat het geene verwondering mag opwekken, wanneer men als batterij com mandant de grootste moeilijkheden ondervindt. Yan de ruim 50 Luitenants, die het corps op 't oogenblik telt, is nog geen derde ge deelte van de Militaire Academie afkomstig. Yerder zijn een 5 tal vroeger Marineofficieren geweest, een twaalftal afkomstig van de Artillerieschool te Weltevreden en de overigen van de corpsen in Ne derland. Allen hebben eene artilleristische opleiding genoten, doch het ontbreekt bij velen nog aan de artilleristische kennis, die van den artillerieofficier vereischt moet worden, en vooral de tactische kennis, die een batterij officier moet bezitten. Yelen hunner kunnen zeer verdienstelijke officieren wordendoch dit zal grooteudeels van hunne chefs afhangen en of deze zich hunner willen ontfermen en zoodoende aanvullen wat hun nog aan kennis ontbreekt. Aan de theorie van het kader wordt ook niet altijd de zoo noodi-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 575