583 De gevechtslinie heeft dus ten naastenbij de 2e zóne bereikt, vóór dat zich de algemeene reserve in beweging behoeft te stellen. Is dus de voorwaartsche beweging van de Infanterie in het gra- naatvuur niet als te bezwaarlijk te beschouwen, veel moeilijker zal het vallen, haar in de 2° zóne door het granaatkartetsvuur te brengen. Toch moet zij vooruit. Wel zegt de Generaal Lewal'. zoolang de Infanterie slechts het geschutvuur te vreezen heeft, zal zij zonder bezwaar kunnen avanceeren, mits zij zorgt, diepe formatiën te vermijden. Tegenover het artillerievuur is maar ééne wijze van handelen mogelijkvooruitgaan. De verliezen zijn minder gevoelig dan wanneer men stilstaat, en het moreel blijft er beter onder. De Infanterie moet zoo spoedig mogelijk de zóne van het geweervuur trachten te bereiken. Zij zal zich in de grootste orde, met den gewonen pas, zonder overhaasting vooruit begeven." Maar de Generaal heeft hierbij naar onze meening niet genoeg rekening gehouden met het steeds juister wordend en meer en meer uitwerking verkrijgend granaat-kartetsschot der nieuwere Artillerie. De Duitsche Kolonel Von Sauer trekt dan ook uit de in Duitschlancl verkregen uitkomsten de gevolgtrekking, dat de Artillerie bij een In het voorgaande gedeelte onzer studie hebben wij de afstandendoor schrij- vers of in reglementen voor de onderdeelen der le slaglinie vastgesteldmedegedeeld. De door ons daarnaast gestelde afstanden waren steeds gebaseerd op een Inlandschen vijand als tegenpartijen konden dus veel minder zijninsgelijks de afstandenwaarop het vuurgevecht of de stormloop kan worden aangevangen. Thans moeten wij alle afstanden grooter nemen in verband met de belangrijk meerdere vuuruitwerkingdie van eene Europeesche tegenpartij te verwachten is. Voor den afstand van de 2e tot de le en van de 3e tot de 2e slaglinie neemt Von Verdy dn Vernois 400 pas (320 M.); Von Scherff 500 pas (400 M.) Lewal 500 M. aan. Bij de door ons als normaal aan genomen afstanden bevindt zich de 2e slaglinie 300 a 500 M. en de 3e slaglinie 600 a 1000 M. achter de gevechtslinie. Deze laatste zendt hare tirailleur-en soutienliniën nog ongeveer 200 M. vooruit en, als men met Lewal aanneemt, dat de wederzijdsclic tirailleurs in de le periode van het vuurgevecht ruim 500 M. van elkander blijven, volgt daaruit, dat de beide achterste slagliniën nog geruimen tijd aan het werkzame geweervuur onttrokken worden als zij dien gemiddelden afstand blijven onderhouden. Wel is de uitwerking van het granaatvuur geducht; wel werkt de granaat na den aanslag als kartets en heeft men het aantal scherven tot eene vroeger ongekende hoogte weten op te voerenmaar dit alles is nog niet voldoende om eene ondiepe linie het halt te bevelen. Nog minder is het granaatvuur in staat om de Infanterie achter dekkingen te verdrijven. Van Pesch.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 591