588 zoodoende 's vijands flank te omvatten. "Wordt zijn eigen flank bedreigd, dan laat hij de speciale reserve in gevechtsformatie ontwikkelen en een achterwaartsch echelon vormen. De brigadecommandant behoudt de beschikking over de algemeene reserve uitsluitend voor zich. Aan het beginsel moet worden vastgehoudendat, hoe dichter men den vijand kan naderen, hoe beter onze vuuruitwerking wordt. Men moet er dus naar streven om tusschen 700 en 400 M. (1000600 Indische passen) weinig patronen te verschieten. Door elke groep worden vooreerst slechts eenige goede schutters als éclaireurs op 25 a 50 pas vooruitgezonden om een bedaard en goed gericht vuur te openen. De tirailleurlinie tracht intusschen snel vooruit te komen; het eigenlijke tirailleurvuur wordt eerst toegelatenals men ten gevolge van de verliezen de manschappeu niet meer vooruit kan krijgen zonder ze zelf te laten vuren. Men houdt dit vuur in de hand door telkens groote strooken af te leggen zonder halt te maken, door na elke halt slechts een bepaald getal patronen te doen verschietenwaarna eene vuurpauze intreedtterwijl men eerst dan weer eene nieuwe serie patronen verschiet, als men op nieuw vooruit wil. Aldus gaat men als 't ware van zelf tot het sprongsgewijze avanceeren over. Een sprong wordt aangevangen, als men uitwerking van zijn vuur bespeurt, of op 't oogenblikdat er versterking in de tirailleurlinie komt. Dit laatste vooral wordt als een uitstekend middel aangegeven om de tirailleurlinie tot avanceeren te bewegen. De soutiens en compagnies- reserven hebben hunne tirailleurs van stelling tot stelling gevolgd; de sectie- en compagniescommandanten moeten naar het meer of minder snel vooruitkomen van de tirailleurs beoordeelen, wanneer zij versche afdeelingen in de linie moeten brengen. Als zeker kan men wel aannemen, dat op 400 a 300 M. van den vijand gekomen, de com pagnieën der gevechtslinie geheel „en tirailleur" zijn opgelost. De bataljonsreserven hebben haar afstand tot de tirailleurlinie reeds sterk verminderd en zijn, waar het terrein geene dekking biedt, in linie gedeploieerd met intervallen van 10 M. tusschen de sectiën. De speciale reserven zijn naar gelang van de behoefte naderbij ge trokken en in gevechtsformatie ontwikkeld, waar het noodig werd de gevechtslinie te verlengen om de vijandelijke stelling te kunnen omvatten; Eene zelfstandige brigade past dien omvattenden aanval

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 596