I
622
Een woord over de „waarheid'' van Gene
raal Van Swietendoor F. NNieuicenhuy-
zen, oud vice-president van den Raad van
Nederlandseh-Indië, g-ewezen Gouvernements-
commissaris voor Atjeh. 's Gravenhage,
D. A. Thieme. 1879.
Do schrijver van de hier aangekondigde brochure,, die de Indische
staatsdienst in 1873, na eene eervolle 39-jarige loopbaan, verliet, was
Gouvernements-commissaris bij de eerste Atjehsche expeditie. Wel had
zijn beleid, op publiek terrein voornamelijk van de zijde der Heeren
De Rochemont en Nierstraszaan de hevigste critiek bloot gestaan, en
moest ook hij, even als de Generaal Van Swieten ondervinden, dat eene
langdurige staatsdienst geene rozen zonder doornen oplevert, doch in
zooverre bestond er ook in de richting, waarvan beider beleid heftig aange-
allen werd, een principieel verschil. Voor den eerste kwam de aanval
uit officieuse en officieele hoeken; voor den tweede, die zijne benoeming
tot Opperbevelhebber en Begeerings-commissaris van die zijde ontvangen
had, van den kant der tegenstanders van de afwachtende politiek en
den Gouverneur-Generaal Loudon en zijne vrienden. Wie echter hieruit
de gevolgtrekking maakt, dat Generaal Van Swietenbij zijne komst in
Indie in 18/3, zich partij stelde, vergist zich. Integendeel, hem mag
de verdienste niet ontzegd worden, dat hij toen door zijne houding de
gemoederen der bestaande partijen wel wat gecalmeerd heeft. Sterk door
zijn verleden, behoefde hij niet naar de gunst van den Gouverneur-Gene
raal Loudon te dingen. Bovendien was hij, de Generaal in ruste, op
een reeds hoogen leeftijd door dien Gouverneur-Generaal aangezocht om
zijne diensten weder aan den lande te bewijzen, en daaraan gaf hij met
prijzenswaardige toewijding gevolg. Alles werkte dus samen om hem,
hetgeen toen vooral zoo noodig was, een onafhankelijk standpunt te doen.
innemen. En daarbij, de geschiedenis der eerste Atjehsche expeditie
was afgeloopen. Wel werd daarover, zelfs tijdens en na de tweedenog
hevig gedebatteerd, doch zijn beleid bleef daarbij buiten sprake; voor
hem was die eerste expeditie eene afgesloten periode, die hij voor de
verdediging van dat beleid bij de tweede niet in het daarover gevoerde
debat behoefde te brengen. Ook tijdens zijn verblijf in Atjeh wist hij
zijn onafhankelijk standpunt tegenover den strijd over de meeningen van
het beleid der eerste steeds te handhaven. Wat meer is, de leiders der
eerste wisten, dat zijmeer dan eens, door den Generaal Van Swieten
in zijne gesprekken tot zijne omgeving met het zoo wenscheiijke audi et