59 292 Inlanders en 2 paarden, gedurende liet traject van uit Bombay tot den vasten wal van Afrikadat geacht wordt éven lang te ziju als van Batavia naar Atjeh. Nu bedroeg het aantal overgevoerden 82 Europeanen, 64 Inlanders, 80 kettinggangers27 stalbedienden, 91 paarden, 8 officieren, behalve de officiersbedienden, dus 82 Europeesche militairen en 171 Inlanders, behalve de 91 paarden. De paarden besloegen het geheele dek, zoodat er slechts een klein hoekje achteruit open bleef voor de officierende stukkenrijders en stalbedienden logeerden aan de eene zijde van het schip boven de paarden onder atappen dakeneen gedeelte der kettinggangers aan den anderen kant op dezelfde wijze; de overigen moesten een goed heen komen zoeken en sliepen op de baktusschen de paarden, en waar maar een hoekje voor hen te vinden was. Het tusschendek was ruim en voldoende voor de 82 Europeanen. Behalve dat de paarden het schip overvulden, was er voor 40 Inlanders geene plaats, zoodat er dan ook weldra zieken kwamentoch bleef de gezondheids toestand gunstig tot na aankomst op Poeloe Nasi, waar de cholera aan boord kwam woeden. Bij de inrichting van het schip voor het transport was er niet voor eene ziekenboeg gezorgd, zelfs niet voor een enkel open plaatsje tot opberging van besmettelijke ziekener waren geene fourniturenzelfs geen enkele wollen deken medegegeven, en dat, terwijl de cholera te Batavia heerschte, en men dus op de verschijning er van aan boord ook bedacht moest zijn; de ketting gangers waren niet gekeurd vóór hun vertrek, en mij was het bij aankomst slechts mogelijk, dit vluchtig te doen; verscheidene zwak ken en zieken zond ik terug. Er kwamen 2 poklijders aan boord later ook choleralijderswat had men bij grootere uitbreiding der epidemie tot verpleging der aangetasten en tot beteugeling der ziekte kunnen doen op een schip, waar de overvulling zoo onverantwoor delijk groot wasdat eene wandeling door het schip onmogelijk was De chef der Geneeskundige dienst van de vorige expeditie stelt voor in zijn verslag, ten einde het verkouden worden door het slapen op liet dek te voorkomen, den minderen militairen matrasjes en legmatjes te geven en ze tusschendeks te doen rusten. Zulk eene vrijgevige bepaling zal door ons legerbestuur wel nimmer gemaakt worden; doch dat dit nuttig en billijk zou zijn, is even zeker als dat er bij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 67