78 waarbij bet meestal niet tot geelzucht kwam door tijdige brakingen en ontlastingen der gal. Bij menigeen, waar deze toestand lang duurde of waar de gal mogelijk scherper inwerkte, ontstonden calarrhak-dijsenteriën door den sterken prikkel van die scherpe gal op het darmslijmvliesper singen; talrijke dejecties van een bloedig slijm met dun bruine of zwarte sedes, welke spoedig na ruime giften bicarb, sodae verdwe nen, kenschetsten dezen vorm van dijsenterie. Het aantal aangetasten is tot het laatste toe belangrijk groot geweesten ik vermeendat de niet aangetasten eene uitzondering makenhet was als een zuive ringsproces dat een ieder, vroeg of laat, moest ondergaan. Zeer spoedig werd herstel verkregen door eene evacuatie naar de reede op de ziekenschepen of eldersals met een tooverslag hielden de koortsen en de galbrakingen op en kwamen de verloren gegane krach ten terug. Alleen de diarrheën hielden meestal lang aan, en natuur lijk, dat dit spoedige herstel minder toepasselijk is op de soldaten. Deze, eenmaal goed aangetast geweest, herstelden nimmer geheel en geraakten van lieverlede zóó uitgeput, dat eene evacuatie naar Padang dan noodzakelijk werd. Na deze galperiode kwamen weer meer ernstige koortsen opzetten; 't aantal door mij daarmede behan delden van liet rechterhalf 14° bataillon Inf. bedroeg in de laatste weken zeker minstens een derde van de getalsterkte van het bataillon. De oorzaken van dezen zoo hoogst ongunstigen gezondheidstoestand moeten gezocht worden in het voortdurend verblijf te Penajoengin het verwaarloozen van de voorschriften der hygienewat betreft inrichting van privaten, in het eentoonige voedsel, in het zoo bijzon der slechte broodin het grondverzet in den Kraton en overigens in de onvermijdelijke gevolgen van eene expeditiewaarbij noodza kelijkerwijze de uiterste krachtsinspanning van den soldaat moest gevorderd worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 86