KADERVORMING EN RECRUTENOPLEIDING
DEPOTBATALIONS INFANTERIE.
In den „Militairen Spectator" van 1879, No. 6 komt een inge
zonden stuk voor, over „Schoolonderwijs en bevordering bij de korp
sen Infanterie van het Ned. Leger in Oost-Indie" waarin H. C. A.
R. met het oog op het onvoldoende, dat in de werkelijkheid ver
kregen wordt door de Algemeene Order No. 5 van 1868, handelen
de over bovengenoemd schoolonderwijs, enz., voorstelt de oude Ka-
derschool op nieuw in het leven te roepen.
Met de meeste belangstelling hebben wij R's artikel gelezen en
kunnen ons zeer zeker met zijne denkbeelden vereenigen, dat er n. 1.
iets gedaan moet worden om goed en flink kader in den troep te
brengen. Een punt van genoemd opstel wenschten wij echter nader
te bespreken. Op bldz. 381 toch zegt R, dat bij een depötbataljon
de africhting derrekrutenbij de kaderschool de vorming van liet
kader de hoofdzaak is, redenen waarom het niet geschikt zou zijn,
dat eene kaderschool met een depötbataljon vereenigd werd. Bij een
depötbataljon moet dus geen bepaald werk gemaakt worden van de
opleiding en vorming van het kader, doch dit uitsluitend beschouwd
worden als rekrutenbataljon.
Deze meening zijn wij niet geheel toegedaan, daar wij een depöt
bataljon, uit den aard zijner bestemming, juist het aangewezen ba
taljon vinden, om flink en goed onderwezen kader te vormenja wij gaan
nog verder; wij zouden zelfs, met uitsluiting van de veld-en garnizoens
bataljons natuurlijk sommige gevallen, als het zich voor den vijand
zeer verdienstelijk maken, enz., uitgezonderd de opleiding geheel wen-
schen gebracht te zien bij de depótbataljons. Te zeggen, dat daar de
BIJ DE