87
Na verloop van zekeren tijd, b. v. een half of een geheel jaar,
zouden de officieren onderling van werkkring moeten verwisselen. Laat
ons trachten aan te geven op welke wijze dit geschieden kan. Yan
de 7 luitenants, belast met do practische oefeningen, worden 4 ver
vangen door hen, die bij het theoretisch onderwijs waren, en deze
weer door de 4 luitenantsbelast met het school onderwijs. Deze
laatste 4 worden vervangen door de vier laat ons hen reserve
luitenants noemen welke bijzondere betrekkingen vervulden. Zoo
geregeld verwisselende, zal ieder zijne beurt krijgen. Met de ka
piteins geschiedt zulks eveneens. Wij spraken zooeven van gymnas
tiek, die den rekruten zoude moeten onderwezen worden. Yerschilvan
gevoelen over het nut van gymnastiek bestaat er, gelooven wij, niet. Na
tuurlijk behoeft dit onderwijs slechts zeer elementair te zijn. Eenige rin
gen, rekstokken, ladders en gewichten en eene hindernisbaan zijn vol
doende. De sergeanten-majoor, fouriers en aspiranten voor den graad
van fourier ontvangen van cén der luitenants-kwartiermeester onder
wijs in de administratieve vakken
Wij gelooven, dat op deze wijze de dienst bij een depótbataljon
goed verdeeld is en do opleiding, zoowel van leader als van rekruten
doeltreffend mag worden genoemd.
Zonder twijfel is aan officieren en kader bij een depótbataljon ge
wichtiger en werkzamer betrekking opgedragen dan aan hunne go-
lijken bij de veldbataljonswaarom wij het noodig achtenhun daar
voor eene toelage te geven.
Betrekkelijk kort hebben wij bij de kaderkwestie stilgestaan, doch
daarentegen zooveel te meer beschouwingen gegeven over do organisatie
en inrichting van depotbataljons, daar het eene toch een gevolg van
het andere is. Is een depótbataljon op de door ons voorgestelde wijze
ingedeeld, dan is 't gemakkelijk, er kader te vormen en dit voort
durend te oefenen, vooral door de aanwezigheid van vele rekruten;
daarbij gelooven wij, dat op deze manier eene wijze van dienen èn
door het kader èn door de manschappen zal worden aangenomen,
welke niet anders dan ten goede van het leger kan komen.
September, 1879.
Zie hieromtrent de noot op bldz. 150 en 151 van liet Ind. Mil. Tijdschrift
No. 8 van den vorig on jaargang.