DE REDUCTIE DER NEDERLANDSCH-
INDISCHE CAVALERIE.
{Vervolg en slot. Zie afl. N°. 1).
In het volgende willen wij de taak bespreken, die onze Cava
lerie ten deel valt, ingeval van expedition in onze Koloniën. Die
taak zal ten eerste zijn: een deel uit te maken van de expeditionaire
troepen.
Wanneer wij nu de krijgsgeschiedenis ter hand nemen, om daaruit
den omvang van die taak af te leiden, dan zien wij sedert 1825 het
optreden van Cavalerie patrouille- en ordonnancendienst daargela
ten beperkt tot de oorlogen op Java en Celebes.
Wat de Jam-oorlog aangaat, vinden wij in het werk van Weitzel
opgeteekenddat de sterkte der geregelde ruiterij op den len April
1828, 879, en op den le" April 1829, 797 paarden bedroegterwijl
bovendien nog de ruiterij der hulptroepen beschikbaar was, die op
den lLn April 18-29, 207 paarden telde. Afdeelingen dezer Cavalerie
ter sterkte van 20 tot 100 paarden, werden toegevoegd aan de mo
biele kolonnes en expeditionaire bataljons, en namen een werkzaam
aandeel aan bijna alle gevechten.
Wanneer wij dan ook de werken van Weitzel en De Stuers no<r
eens doorbladeren, dan zien wij, dat bijna altijd melding gemaakt
w oi dt van het optreden dier afdeelingendie onschatbare diensten
bewezen bij de verkenning en vervolging van den vijanden bij het
bestrijden der vijandelijke ruiterbenden j die door goed uitgevoerde
charges herhaaldelijk aan onze troepen de overwinning bezorgden
een wankelenden vijand steeds overhoop wierpen, een te sterk op-
16
O
Neemt men het werk ter hand van Jhr. Mr. De Jonge: „De opkomst en bloei
van het Ned. gezag in O. lndiëdan ziet men, dat tijdens de Javaanse!,e successie
oorlogen, in de 18» eeuw, toen men op Java nog geene gebaande wegen had, een
ruim gebruik werd gemaakt van Cavalerie.