338
Ëi wordt overal in liet Rijk van overheidswege voldoend openbaar,
lager, onderwijs gegeven.
Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht der overheid,
en bovendien, voor zoover het middelbaar en lager onderwijs betreft,
behoudens het onderzoek naar de bekwaamheid en zedelijkheid dei-
onderwijzers het een en ander door de wet te regelen
De Koning doet van den staat der hooge, middelbare en lagere
scholen jaarlijks een uitvoerig verslag aan de Staten-Generaal geven.
Eene wet moest na 1848 het onderwijs in Nederland regelendoch
van het Militair onderwijs werd niet gesproken. Ook in het eerste
wetsontwerp, (1855) regelende het lager onderwijs, zoowel als in de
memorie van beantwoording kwam daaromtrent niets voor, hoewel
het onderwijs aan militairen wordt gegeven op inrichtingen, welke
door het Rijk tot stand gebracht en onderhouden worden, en dus als
openbare scholen zijn te beschouwen (1). Daarom vermeende de Twee
de Kamer te moeten aanteekenen op art. 6 en 7 dier wet (2), dat, hoewel
het lager onderwijs gegeven wordt door de officieren en de onderofficieren,
die aan het hoofd staan der scholen bij de korpsen van het leger,
en deze dus naar de letter der wet strafbaar zouden zijn, zoo zij de daarbij
gevorderde acte van bekwaamheid mistenhet niet de bedoeling kon
zijn, hen aan dien eisch te onderwerpen, omdat de door hen bestuurde
scholen altijd of meestal scholen van volwassenen waren, en het
begiip van lagere school volgens de bestaande schoolverordeningen
beperkt was tot instellingen, waar de jeugd van allerlei ouderdom en
van beiderlei kunne onderwezen wordt. In cle memorie van beant
woording verklaarde de Regeering onder meer, dat eene uitzondering
noodig scheen voor het onderwijs door militairen gegeven aan militairen
(1) Volgens art. 3 der wet op het lager en art, 1 der wet op het middelbaar
onderwijs, zijn openbare scholen die, welke opgericht en onderhouden worden door
gemeenten, door provinciën of door het Rijk, afzonderlijk of gezamenlijk. De overige
zijn bijzondere scholen.
(2) Art. 6. Niemand mag lager onderwijs geven, die niet in het bezit is der bij
deze wet gevorderde bewijzen van bekwaamheid en zedelijkheid. Vreemdelingen behoe
ven bovendien onze vergunning. Art. 7. De bepalingen van het voorgaand artikel zijn
niet toepasselijk op lien, die tot hot gezin behooren van de ouders of voogden der
kinderen, aan wie zij onderwijs geven, noch op de kweekelingen bij de scholen.