ioo ï)e proef werd tot 1878 Voortgezet. Van de batterijen luidden toen de rapporten er over zeer ongunstigook kwam liet voor, dat het leder spleet, namelijk dat de nerf- van de vleeschzijde loslietterwijl onderhoud met groene zeep geen voordeel scheen op te leveren. De commandant der veld- en bergbatterijen was van oordeel, dat Australisch leder in geen geval boven Inlandsch leder voor harnachement te verkiezen was; het eerste is bovendien duurder en niet zoo duurzaam als het laatste. De directeur van den constructiewinkel wenschte daarbij, dat het Aus tralisch leder nimmer gebruikt zoude worden voor aanmaak van voor werpen, die een vasten vorm moeten behouden, daar het leder met te veel vet of traan was bereid, waardoor in het Indisch klimaat op den duur de vezels worden aangetast. Gebrek aan vastheid was misschien aan te snelle looiing te wijten. Voor hot onderhoud der in gebruik zijn de Australisch lederen voorwerpen werd bepaald, dat ze van tijd tot tijd met een weinig traan, waarin eenig gesmolten vet, ingewreven en ver der steeds stofvrij gehouden zouden worden. Do chef van het wapen wenschte geheel af te zien van het gebruik van Australisch leder en bij gebrek van het gaande weg in kwantiteit en kwaliteit verminderen de Inlandsch leder, dat toch niet in de behoefte kon voorzien, Euro- peesch leder uit Nederland te eischen. De Legercommandant was evenwel van oordeel, dat het niet zoo nadeelig is van Australië als van Europa afhankelijk te zijn; hij achtte het niet raadzaam, de proef met Austra lisch leder geheel te staken, en meende, dat de bevonden gebreken, welke vermoedelijk allen een gevolg zouden zijn van de bereidingswijze, wel zouden zijn weg te nemen, en dat men in Australië niet ongenegen zou de wezen, die bereidingswijze naar de uit Indië te geven wenken te wij zigen. De Nederlandsche Consul-Generaal te Melbourne werd met een en ander in wetenschep gesteld en verzocht, pogingen in het werk te stellen om voor lndië leder te doen bereiden, waarbij de gebreken zoo veel mogelijk weggenomen zijn. Voor officieren der Cavalerie is het goed, te hooren waartoe het onder zoek naar kluistermiddelen, dat sedert jaren aan de orde is, leidde. Een viertal schroefpikettenin algemeenen zin overeenkomende met dievermeld in het „Overzicht" van 1872 1873, werden aangemaaktzij waren even wel van grootere afmetingen. Vier werden voldoende geacht voor de stevige bevestiging van eene trek- en paardenlijn. De kop was voorzien van een gat, dienende voor het insteken van een ijzeren hefboom bij het inschroeven, en tot doorlating van de lijn. Er moest worden nagegaan of eene bevestiging van do paarden aan eene langs den grond en door

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 109