101
de ingeschroefde piketten gespannen trek- en paardenlijn voldeed en hoeveel
piketten in minimum voor ééne lijn noodig zouden zijn, en of de plaatsing
der paarden aan ééne dan wel aan beide zijden der lijn de voorkeur
zoude verdienen. De proef moest op vasten, weeken en steenachtigen
bodem worden genomen. Bij de eerste beproeving braken de piketten,
die geheel uit ijzer gegoten waren. Vervolgens werden een viertal piketten
met gesmeed ijzeren stang aangemaakt; en deze kluistermiddelen voldeden
vrij goed. Het inschroeven in harden grond ging aanvankelijk niet vlug
had de schroef eens vat in den bodem gekregen, dan geschiedde het
indraaien door twee man zonder veel moeite, althans wanneer er geene
steenen waren, die het werk belemmerden. In sawah- en vasten kleigrond
gelukte het inschroeven spoediger. Tot het parkeeren van eene sectie
(13 paarden) was eene lijn, aan vier, op tien pas van elkander staande
piketten voldoende; de paarden hadden dan 2} pas tusschenruimte. De
longes werden zoodanig aan de lijn bevestigd, dat het paard juist met het
hoofd boven de lijn stond, zonder dat het hoofd naar beneden werd
getrokken. In de lijn was zoo veel speling gelaten, dat die bij krimping;
door nat worden, de piketten niet kon doen buigen of breken. De piketten
zaten zeer stevig in den grond vast en konden door de paarden niet
uitgerukt worden. Ha de proef bleken van de twee middelste piketten
de stangen eenigszins verbogen te zijn. Er werd gedurende militaire
marschen met eene sectie geparkeerd op hard en droog terrein en oppervlak
kig droge sawahs, die echter op 10 cM. onder den bovenkorst vochtig
waren. Ook werd, ten einde na te kunnen gaan, in hoeverre de beves-
tig'ingswijze bij niet vermoeide paarden zou voldoengedurende twee nachten
aldus in het kwartier geparkeerd. Als nadeel werd opgegeven, dat,
aangezien de lijn slechts 0,1 M. boven den grond verheven is, de
paarden met gemak over de lijn loopen, en daarbij in de longe verward
kunnen raken. Een paard verwondde zich hierdoor aan den koot. Het
bevestigen der paarden aan ééne zijde van de lijn was noodzakelijkdeze
bevestigingswijze bood ook het voordeel, dat de verzorging en bewaking
der paarden met meer gemak kon geschieden. De vier piketten met
hefboom wogen +17 KG. Volgens het gevoelen van den commandant
der veld- en bergbatterijen zou de afstand tusschen de paarden gevoegelijk
tot op 1 M. verminderd kunnen worden, waardoor het aantal mede te
voeren piketten eene niet onbelangrijke reductie zou ondergaan. Ook
zouden volgens diens oordeel de ophoudreepen in plaats van de paarden-
lijnen kunnen gebezigd worden. Het nadeel 'erkennende van de lage
l'oging der lijn, achtte hij hierin geene verbetering mogelijk, daar het