105
niet te zwaar) bedroeg. Dit draagtuig, ook voor de Syrische muil
dieren, doelmatig bevonden zijnde, zoo werden geleidelijk de benoo-
digde stellen aangemaakt. De zes eerst gereed komende tuigen wer
den bij Chineesche muildieren in gebruik gesteld. Beladen met de
twee gevulde munitiekistjesmaakten zij uitgestrekte militaire mar
seben mede, die ruim 6 uren duurden, waarbij dan moeilijk terrein,
als natte sawah's, sloten, enz., werd opgezocht. De muildieren waren
zeer gewillig, gingen nooit inden modder liggen en gaven na een marsch
van 4 uur, waarbij ze herhaaldelijk tot over de knieën in den mod
der hadden geloopen, niet het minste teeken van vermoeidheid. Om
drukking der muildieren en beschadiging van de draagbokkussens te
voorkomen, bleek het noodig, een deken onder het kussen te leggen.
In 1877 konden 6 Ghiueesche muildieren als volkomen afgericht worden
beschouwd en werden deze met goedkeuring van den Commandant van
het Leger naar Atjeh gezonden, ten einde daar verder onder ongunstige
omstandigheden te worden beproefd; spoedig volgden nog 4 andere; de
2 overige moesten wegens hoefkreupelheid achterblijven. Aan het voor
nemen om ook Syrische muildieren naar Atjeh te zenden, moest voor-
loopig worden afgezien, omdat deze niet in staat bleken te zijn, op den
duur, b. v. een zestal uren achtereen, een last van 171 KG. over moei
lijk terrein te kunnen vervoeren, mogende die hoogstens 150 KG. bedra
gen; het werd evenwel niet onwaarschijnlijk geacht, dat die dieren, wel
ke sedert hunne aankomst reeds aanmerkelijk in draagvermogen waren
vooruitgegaan, na eenigen tijd niet voor de Chineesche zouden behoeven
onder te doen. Het eerste uit Atjeh omtrent de muildieren ontvangen
rapport luidde zeer gunstig. Het in- en ontschepen leverde geene meer
dere moeilijkheden op dan bij paardende dieren waren zeer handelbaar,
doch vereischten eene zachte behandeling om ze niet koppig te maken.
Bij het munitievervoer in Atjeh en gedurende de expeditie naar Sania-
langan hadden ze uitstekende diensten bewezen. Bij de tochten in de
IV en VI moekim's in Atjeh (1878) voldeden ze daarentegen in het ge
heel niet, daar ze weigerden, door de natte, doorweekte sawah's te gaan,
daarin gingen liggen en niet tot opstaan te bewegen waren, terwijl de
met paarden bespannen stukken er door gingen. Do muildieren werden
daarom naar Java teruggevoerd, met het voornemen, ze nader in de
bergstreken te beproeven. Intusschen waren proeven genomen, met het
doel, te onderzoeken, in hoeverre de voor de berghouwitsers naar het
Fransche model aangemaakte draagtuigen voor het vervoer van affuit
en vuurmonden geschikt zouden zijn en ook voor het trekken van