110 grond van eenige oppervlakkige en onjuiste gegevens, maakt zij zicli allerlei illusiën, telt zij den vijand veel te licht. Op grond van hare kennis van den kwaden moeson, moest die expeditie, op haar last, haast maken om spoedig weder terug te keeren. Tegenspoed zou wel niet ondervonden wordenIndien die echter ondervonden werdwaardoor de expeditie ge rekt kon worden, dan zou de onderneming toch wel eens kunnen mislukken en opgegeven of uitgesteld moeten worden? Daaraan werd echter niet gedachtMaar die tegenstand werd ondervondenteleurstelling, weifeling ontstemming, gedruktheid waren de gevolgen er van. De kwade moeson stond voor de deur. Op eene overwintering was niet gerekend. En onze scheepsmacht verkeerde in een allertreurigsten toestand Ziedaar de werkelijkheidwaarmede de chefs te rade gingen die zij voor oogen hielden. Hoe hadden zij zich te verantwoorden, indien het strand van AtjeJi een tweede Badjoa was geworden? Eischte het staatsbelangdat do expeditie bleef, aan de Regeering de beslissing. En zij heeft heslist, pertinent beslist tot terugkeer. Dat blijkt uit haar communiqué in de „Javasehe cou rant" van 22 April 1873! Was die daad niet goed Waarom dan heslist Maar zij kon haar spijtgevoel niet onderdrukken. Hare berekeningen had den gefaald. En zij trachtte de oorzaak daarvan te zoeken in het beleid der bevelhebbers, die eerst, op anti-militaire en de krijgstucht schadende wijze, na hunne terugkomst, op last der Regeeringdoor hunne ondergeschikten (buiten hen om) beoordeeld enzoo het konveroordeeld moesten worden om daarna, tegen het advies van den Commandant van het Leger, voor eene door een burgerpersoon gepresideerde vierschaar te verschijnen, die dat beleid zoude brandmerken op eene wijzede Generaal Booms toont het aan waartegen elk rechtgeaard militair gevoel in opstand moest komen. Is het nu mogelijk, tegen zoo vele duidelijke bewijzen in, de Regeering van schuld vrij te pleiten? Zij heeft slecht voorbereid. Zij heeft weinig gedaan om met Atjeh beter bekend te worden. Zij heeft geen gevolg gegeven aan voorstellen tot verbetering van leger en vloot. En dat, terwijl de oorlog komen moest. Had zij den werkelijken toestand gekend, ze zoude of niet tot den oorlog zijn overgegaan of dezen op een ander tijdstip en eene andere wijze ge voerd hebben. Is dit zoo, dan ligt derhalve in de staatkundige inleiding van dien oorlog de hoofdoorzaak onzer nederlaag. Maar neen zóó mocht het niet. De bevelhebbers waren ook hier de eenige schuldigende houcs émissaires. Zij moesten voor de schuld dor Regecring boeten. Alleen op het slagveld, niet in het kabinet waren fouten begaan. Dat was de gcheele strekking van het rapport der Commissie van enquête.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 119