Ill
Tegen die „verregaande en gevaarlijke oppervlakkigheid" van het
inquisitoriaalmaar geenszins onwraakbaar onderzoek der Commissie van
enquête, die de diepere oorzaken van ons échec miskent; tegen hare
partijdigheid, die verheelt of op den achtergrond houdt wat het minst
verschoonbaar istegen hare „onbillijkheid," „vitzucht" en schoolvosserij",
die de schuld der Regeering moesten bedekken, komt Generaal Booms
krachtig op. Yoor het recht van het Leger. Voor ons belang in de
toekomst. Wat gebeurd is, kan nog eens gebeuren. En dat mag niet!
De Gouverneur-Generaal Loudon zeide, dat het staatsbelang dringend eisclite,
dat de eerste Atjehsche expeditie niet mislukte! Zou dat belang dan wel
eens het omgekeerde eischen? On n'a le droit de de'créter la victoire
que quand on a pris soin de l'organiser! Is dat gebeurd? Neen!
Sedert den zomer van 1871 gevoelde de Regeering de neiging om op de
eene of andere wijze agressief tegen Atjeli te werk te gaan. Ze had
zich dus voor te bereiden op een conflict. Ze deed dat echter niet. Ze
sloeg zelfs het voorstel van Generaal Kroesen af om in 1871 een kapitein
der Artillerie Geij van Pittius) de reis naar Atjeli met het oorlogschip
Djambiter verkenning van de hoofdplaats, mede te laten maken. Ze
wist tusschen de eerste en tweede expeditie Boerhan Oedin, Said Misjoer
Hadji Boechari en Santri wel in den „Kraton" te brengen, maar ver
zuimde voor het uitbreken van den oorlog den Gouvernements-Commissaris
goed ingelichte, vertrouwde en bruikbare gidsen mede te geven en liet
hem op reis naar Atjeli eerst, te Singapoera en Pinangberichten omtrent
's vijands gezindheid inwinnen! Zij gaf geen gevolg aan de voorstellen
van Generaal Kroesen tot verbetering van de sterkte, de organisatie en
de oefening van het Indische leger en tot oprichting van een Generalen
staf, waarvan de noodzakelijkheid na het échec erkend werd! Werden
die voorstellen tijdig gedaan? Ja, allen in 1870 en 1871. Zij stelde de
Marine niet in de gelegenheid om de moesons in de wateren van Atjeli
te bestudeeren. Zij gaf geen gevolg aan de herhaalde voorstellen van
den Commandant der zeemacht tot verbetering van den allertreurigsten
toestand der Marine. En toch beproefde Generaal Van Swieten in zijn
„Waarheidde Regeering van den Gouverneur-Generaal Loudon in zake
haar beleid bij dien oorlog te verdedigen! Ook de Generaal De Stuers
heeft het in den „Gids" van 1875 beproefd. Deze niet op een onpartijdig
standpunt geplaatste Generaal gebruikte daarvoor ook het force majeure-
argument, d. i. het betoog der noodzakelijkheid van den oorlog om gevrees
de inmenging van vreemde Europeesehe mogendheden te voorkomen Men
herinnert zich echter, dat de sedert overleden redacteur Van Lier in