- 112 zijne bekende brochure meesterlijk heeft aangetoond dat die noodzakelijk heid eene fictie washoofdzakelijk te danken aan de opgewonden berich ten van den Neder landschen Consul-Generaal Read te Singapore. Maai de kundige en eerlijke Van Lier was geen officieel persoon. De Roo van Alderwerelt echter, toen lid der 2e Kamer, schreef na lezing en be handeling der geheime stukken over Atjeli in comité-generaal, in het „Vaderland" van 1875, dat de Regeering, „tijdig genoeg om het vertrek der eerste expeditie te voorkomende stellige wetenschap heeft gehad dat er geen zweem van vrees meer behoefde te bestaan voor vreemde in menging de moreele zekerheiddat wij van geene enkele buitenlandsche mogendheid iets hadden te duchtenwerd reeds veel vroegerin het begin van Maart verkregen"! Wie heeft durven zeggen, dat dit een leugen was? Noch Fransen van de Puttenoch Loudon. Maar zelfs Generaal Van Sudeten erkende in zijn „"Waarheid", dat de oorlog niet onvermijdelijk was en „vreemde tusschenkomsthad kunnen worden geweerd, zonder tot oorlogsverklaring zoo spoedig over te gaan. En toendoor eene Bui tenzorg sche indiscretie, art. 2 der instructie van den Gouvernements-Com- missarisdat hem daartoe aanspoordeerkenning onzer souvereiniteit binnen 24 uren of oorlogaan het publiek bekend werdzeide de Mi nister Fransen van de Puttedat dit artikel niet bestaan had. Ook de last tot terugkeer der expeditie had niet bestaanslechts eene machtiging was gegeven, terwijl de Gouverneur-Generaal Loudon (hetgeen de Generaal Booms niet weet) in de „Javasche courant" van 22 April 1873 de officieele mededeeling plaatste: Batavia21 April. De Regeering heeft besloten, wegens het hoogst ongunstig jaargetijde, waardoor de gemeenschap met den wal weken lang verbroken kan zijn, de expeditie tegen Atsjin tijdelijk te staken, om haar met kracht te hervatten in gunstiger saizoen!" Ook de Generaal Whitton vatte dien last zoo op, want hij schreef aan Kolonel Van Daalen: „Keer met eere terug"! en gaf hombuiten medeweten van den Gouvernements-Commissarisorders, daarop betrekking hebbende. Eere den Generaal Boomsdie den moed haddoor de bestudeering der lijvige dossiers van het enquêteverslag en zijne retroacteneene zeer ondankbare taak op zich te nemen. Die taak is de verdediging van mannendie door den Gouverneur-Generaal Loudon en het Opperbestuur verongelijkt werden en, zoodoende, terwijl de natie omtrent do Atjehkwestie niet veel belangstelling toontbij den onwil der Regeering om de stukken betreffende die kwestie te publiceerenhunne hoop op rechtvaardiging moesten laten varen', niettegenstaande zij hun plicht hebben gedaan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 121