126
lust in het daarvoor bestemde kanaal, dat van boven verwijd is etl
eene moer heeft tot het aanbrengen van een messingen kokertje.
Inwendig bevindt zich in het kanaal een stalen klemplaatje, waar
tegen de klemschroef van den opzet drukt.
De opzet heeft op het rechter zijvlak eene verd'eeling in 1000st3
deelen van de richtashet platte achtervlak is bestemd voor eene
verdeeling voor het granaatvuur van 100 tot 100 M. met eene on
derverdeeling voor 50 M; het linker zijvlak is bestemd voor eene
dergelijke verdeeling voor het granaatkartetsvuur; deze beide laatste
verdeelingen zijn echter met het oog op de waarschijnlijk in Indië
verschillende opzethoogten voor dezelfde afstanden als in Europa
voorloopig niet aangebracht.
"V ooi het onderzoek der vuurmonden is een stel visiteerinstrumen
ten bijgevoegd, waarvan de beschrijving als voor den lezer van minder
belang achterwege gelaten wordt.
b. De affuit
De affuit weegt 260 KG. en bestaat uitde as met toebehoorentwee
raden, twee zijwangen met 5 verbindstukken en drie vereenigings-
bouten, twee tangarmen, het staartbeslag met oogbout, de riehttoe-
stel, de richtspaak en het beslag.
De as met toebehooren. De as is van gietstaalin het midden
cilindrisch, doch buiten de zijwangen kegelvormig; de asarmen zijn
zwak kegelvormig, hebben eene geringe storting en zijn bij het
uiteinde van lunsgaten voorzien. De achterasschijven worden gevormd
door de oogen van de tangarmen, de vóórasschijven zijn voorzien van
haken voor de ophoudreepen en reiken met een opstaanden rand
over de bronzen naaf om liet indringen van vuil te belettende noo-
dige lederen schijven zijn aangebracht. De lunzen worden opgesloten.
met spieën en deze weder door lunsriemen tegen uitvallen beveiligd.
In de as zijn op sommige plaatsen insnijdingen voor beslagdeelen
aangebracht.
De radenDeze zlJn van hetzelfde type als die van het tegenwoordige
Zie voor de beschrijving en vooral voor de teekeningen van eene affuit Van het
zelfde tijpe het „Handboek voor officieren der Artillerie" van Seijffardt en Van
Pesch, 1ste „Bijvoegsel", bladz. 162.