130
kakken en eindelijk den kop van de inwendige schroef met de stangen
van de vork te verbinden.
Het beslag. Op de as, de tangarmen en aan de zij wangen zijn de
noodige vorkenkrammen en oogen aangebracht voor de bevestiging
van den toeslaanden wisscher, de noodhandspaakenz.; bij het aan
brengen daarvan heeft men getracht, het aantal uitstekende deelen
zoo gering mogelijk te maken. De reserveaffuit komt met de overige
geheel overeen; in de tappannen rust een raddrager, die ingericht
is voor het vervoer van twee reserveraden.
Bij twee der affuiten is bij wijze van proef een remtoestel gevoegd.
Dit bestaat uit een dwarshout, dat achter de raden dwars onder de
zijwangen doorloopt en in een onder deze bevestigden beugel vóór- en
achteruit bewogen kan worden. Twee schuine stangendie scharnie
rend aan dezen remmer verbonden zijnkomen bij den kop der affuit
samen in eene bronzen mof, die aan den voorkant eene schroefmoer
heeft. Onder den kop der affuit rust voorts een tap met draaiwieltje
zoodanig in een daar aangebrachten beugel, dat hij daarin draaien
kan zonder zich vóór- of achterwaarts te bewegen. De tap heeft aan
het einde een schroefdraad, die past in de moer van de mof.
Bij het draaien van den tapdoor middel van het draaiwieltje, wordt
de mof voor- en achteruit bewogen en daarmede de remmer tegen de
raden geklemd of daarvan verwijderd.
c. De voorwagen.
De voorwagen weegt geheel bepakt 460 IvGf. en bestaat uit:
een onderstel met twee raden aan eene stalen aseen affuithaak en
een disselboom met steunstok;
eene voorwagenkist.
De as komt geheel overeen met die der affuit, behoudens geringere
afmetingen van het middelste gedeelte en andere plaatsing van de afplat
tingen voor het opnemen van de aspannen der berrieboomen en trek ij
zers. Zij heeft ook vóór- en achterasschijvenwaarvan de laatste warm
omgelegd zijn en, even als bij de affuit, met een opstaanden rand
tusschen de bronzen naaf en den ijzeren slijkring reiken. Lunzen,