135 disch Militair Tijdschrift" of den „Militairen Spectator" Wij wenschen alleen ons gevoelen uit te brengen over eenige in dat werk en in die beschouwingen geuite meeningen. De ontboezeming in boven aangehaalde regelen kunnen we volkomen begrijpen! Is er dan werkelijk niemand onder alle cavalerieofficierendie, bij den noodigen lust, de vereischte bekwaamheid heeft om het recht van bestaan der Indische Cavalerie te verdedigen? Tot nog toe toonde ons de inhoud van het „Indisch Militair Tijdschrift," dat we te vergeefs het antwoord op die vraag wachten. Maar wie ook zoude die bekwaamheid, gesteund op ondervindingbezitten? Of zijn er met bijna 20 jaren verloopen, vóór dat het Legerbe- sturn er toe overging om de Indische Cavalerie een noemenswaar dig aandeel te geven in onze Indische oorlogen van den laatsten tijd? Welke cavalerieofficieren werden in de gelegenheid gesteld, door onder vinding hunne bekwaamheid te vermeerderen? Slechts zeer weinigen. Of denkt men, dat de ondervinding, die daartoe noodig is, opgedaan wordt op „de Bult' te Salatiga of het „Koningsplein" te Batavia? Is misschien (zie pag. 486, „Indisch Militair Tijdschrift," afl. Y.) het zelfvertrouwen der Cavalerie geschokt, omdat men dat wapen in Atjeh niet liet optreden, zooals het moest optreden? Gesteld van ja, dan pleit dit niet tegen de waarde van de Cavalerie in Indië, maar wel tegen de Chefsdie het wapen niet wisten te gebruiken, zooals het van 1821 1830 op Celebes en Java gebruikt is kunnen worden. Aan gelegenheid om sedert de beëindiging van den Jcwaschen oorlog de Cavalerie op het oorlogsterrein te doen optreden, heeft het zeker niet ontbroken. Zou werkelijk de schuld daarvan liggen aan de chefs, die de Ca valerie niet wisten te gebruiken en haar zelfs verkeerd oefenden? Wel is de kennis van het gebruik der Cavalerie dikwijls moeilijk, daar dat wapen van haar ontstaan af vele veranderingen in het ge bruik heeft ondergaan, maar tegen Inlandsche vijanden is de oude De „Militaire Spectator" had niet genoemd behoeven te worden, want dit tijd schrift bevatte wel eene beschouwing over het werk van Generaal Lahure, maar niet over de Indische Cavalerie wat uit een militair oogpunt van eenig belang is. Redaotjb,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 144